Aangifte personenbelasting: overzicht van de wijzigingen
Het formulier voor de aangifte in de personenbelasting voor aanslagjaar 2022 (inkomsten van 2021) is gepubliceerd in het Staatsblad. We geven hieronder een overzicht van de relevante wijzigingen en nieuwigheden, met een verwijzing naar de artikels waar de betrokken maatregelen meer in detail besproken zijn. Bijna onvermijdelijk zijn er codes bijgekomen en is de aangifte ingewikkelder geworden. Corona zit daar voor veel tussen natuurlijk.
Vak II – Persoonlijke gegevens en gezinslasten
Personen ten laste: bejaard familielid
De toeslag op de belastingvrije som voor wie een bejaard familielid ten laste neemt, gaat omhoog. Het bedrag stijgt van 3.270 tot 4.940 euro (bovenop de gewone belastingvrije som van minstens 9.050 euro). Tegelijk worden echter de voorwaarden verstrengd. De toeslag wordt alleen nog maar verleend als het familielid ook “zorgbehoevend” is. En de verdubbelde toeslag als het betrokken familielid gehandicapt is, valt weg.
Zorgbehoevendheid betekent dat de persoon in kwestie verminderd zelfredzaam is. En dat wordt dan weer beoordeeld aan de hand van een puntensysteem. Daarbij wordt rekening gehouden met zes criteria: (1) zich nog kunnen verplaatsen, (2) zelfstandig kunnen eten of koken, (3) zich zelf kunnen wassen en kleden, (4) in staat zijn tot huishoudelijk werk, (5) in staat zijn te leven zonder toezicht en (6) kunnen communiceren. Voor elk van die criteria wordt één punt toegekend voor lichte beperkingen, twee punten als men er grote moeite mee heeft en drie punten als het onmogelijk is. De persoon ten laste moet volgens dat systeem 9 punten halen om recht te geven op de toeslag op de belastingvrije som in hoofde van de belastingplichtige die die persoon ten laste neemt.
“Familielid” in deze context wil zeggen: ouders, grootouders, broers of zussen. “Bejaard” wil zeggen: 65 jaar of ouder.
Er is echter een overgangsregeling. Wie er onder het nieuwe systeem op achteruit zou gaan, mag nog enkele jaren lang het oude systeem gebruiken. Dat is met name het geval voor personen ten laste die gehandicapt zijn of die de vereiste 9 punten voor verminderde zelfredzaamheid niet halen.
Om rekening te houden met de overgangsregeling, zijn er nu vier in plaats van twee codes nodig in de betreffende rubriek van de aangifte (Vak II.B.4). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen personen ten laste naargelang ze een verminderde zelfredzaamheid van 9 punten hebben of niet. Is dat niet het geval, dan valt men sowieso onder de overgangsregeling en dus het oude systeem. Dan moet men de “oude” codes 1043/2043 en 1044/2044 gebruiken (die laatste voor personen met een handicap). Als de 9 punten wel gehaald worden, valt men in principe onder het nieuwe systeem (nieuwe code 1027/2027). Maar omdat dat nieuwe systeem minder voordelig is in de situatie waarin de persoon ten laste gehandicapt is, houdt de aangifte ook rekening met die situatie (nieuwe code 1029/2029). Wie die code invult, behoudt dus de voordelen van het oude systeem, ook met een verminderde zelfredzaamheid volgens de normen van het nieuwe systeem.
Om het oude systeem (onder de overgangsregeling) nog te kunnen toepassen, is er wel één voorwaarde: de betrokken persoon ten laste moet ook vorig jaar al (aanslagjaar 2021) ten laste geweest zijn in de hoedanigheid van bejaard familielid.
Vak III – Inkomsten van onroerende goederen
Buitenlandse onroerende goederen
Een ingrijpende nieuwigheid voor aanslagjaar 2022 betreft het belastingstelsel voor in het buitenland gelegen vastgoed. Om een einde te maken aan een schending van de Europese regels, wordt de belastbare basis voor buitenlands vastgoed nu vastgesteld volgens dezelfde regels als voor in België gelegen onroerende goederen. Voor commercieel vastgoed maakt die ontwikkeling in principe geen verschil, maar voor tweede woningen (niet verhuurd vastgoed) of gebouwen die verhuurd worden voor privégebruik, betekent het een hele verandering. Zij worden voortaan ook belast op basis van het kadastraal inkomen. Daarvoor was (en is) het nodig om aan alle buitenlandse onroerende goederen van Belgische ingezetenen een kadastraal inkomen naar Belgische normen toe te kennen (zie ons artikel “Buitenlands vastgoed krijgt ook kadastraal inkomen”).
De fiscus heeft zelf de belastingplichtigen aangeschreven van wie bekend was dat ze een onroerend goed in het buitenland hadden. Wie geen bericht gekregen heeft, moest zelf aangifte doen.
Voor de betrokkenen mag dat allemaal niet zo eenvoudig geleken hebben, maar voor de aangifte betekent het nieuwe systeem wel een hele vereenvoudiging. De hele rubriek voor “buitenlandse inkomsten” (Vak III.B) was daarmee overbodig geworden en is dan ook geschrapt. De oude rubriek A, voor “Belgische inkomsten”, dient nu voor beide categorieën: “inkomsten van Belgische en buitenlandse oorsprong”.
Er blijft nog wel een rubriek B, voor “inkomsten van buitenlandse oorsprong”, maar die bevat geen codes. Men moet er wel, per land, het onroerend inkomen invullen dat men in rubriek A aangegeven heeft, en waarvoor men aanspraak maakt op het progressievoorbehoud (B.1) ofwel op vermindering van de belasting met de helft (B.2). De eerste mogelijkheid betreft onroerende goederen die gelegen zijn in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten. Meestal wijzen die verdragen de heffingsbevoegdheid toe aan het land waar het onroerend goed gelegen is. Dat impliceert dat het onroerend inkomen met betrekking tot buitenlands vastgoed op zichzelf niet belastbaar is in België. Maar het inkomen telt in zo’n geval wel nog mee om het tarief op de andere inkomsten te berekenen (gezien de progressiviteit van ons tariefsysteem komt men met een hoger inkomen in principe in een hogere tariefschaal terecht). Indirect levert een onroerend goed in een verdragsland dus toch een (iets) hogere belastingfactuur op in België. Dat noemt men het systeem van het progressievoorbehoud. Als het onroerend goed gelegen is in een land waarmee België géén verdrag heeft, is het onroerend inkomen hier gewoon belastbaar, zij het gereduceerd tot de helft. In dat geval moet men de nieuwe rubriek B.2 invullen.
Vak IV – Wedden, lonen, …
Vrijwillige overuren
Als gevolg van de coronamaatregelen is de rubriek voor vrijwillige overuren ingewikkelder geworden (Vak IV.A.11). Als aanmoediging voor werknemers die wilden bijdragen tot de relance van de economie, is een volledige belastingvrijstelling ingevoerd voor 120 (extra) vrijwillige overuren per jaar, aanvankelijk beperkt tot “kritieke” sectoren (tweede kwartaal van 2020), daarna in “cruciale” sectoren (tweede kwartaal van 2020 en eerste halfjaar van 2021) en tot slot in alle sectoren (tweede halfjaar van 2021). Zowel de bezoldigingen als het aantal overuren moeten aangegeven worden, ook al zijn ze niet belastbaar. Dat gebeurt ter controle, voor als de maxima overschreden worden.
Voor overuren van 2021 zijn er nieuwe codes: 1310/2310 en 1311/2311. De codes van vorig jaar zijn behouden gebleven voor overuren van 2020 die pas in 2021 betaald zijn.
Gewone overuren
“Gewone” overuren (met overwerktoeslag) geven recht op een belastingvermindering (Vak IV.G). Het maximum van het aantal uren varieert per sector (360 in de horeca, 180 in de bouw, 130 of 180 elders) en per periode (130 uur voor andere sectoren in de eerste helft van 2021, 180 in de tweede helft van 2021 als tijdelijke coronamaatregel). Er zijn vier codes nodig om al die situaties te coveren.
Coronapremie voor zelfstandigen
Bij de vervangingsinkomsten is er plaats gemaakt voor de coronapremie die vorig jaar eenmalig toegekend is aan zelfstandigen en vrijeberoepers die gedurende minstens een half jaar een corona-overbruggingsrecht ontvangen hebben (Vak IV.D.4). Het gaat om code 1309/2309. De premie bedraagt 598,81 euro. Na belasting aan in principe 16,5% blijft daar netto exact 500 euro van over.
Voor het overbruggingsrecht zelf: zie Vakken XVII en XVIII.
In principe afzonderlijk belastbare buitenlandse inkomsten
Bij de “inkomsten van buitenlandse oorsprong” wordt nu ook gewag gemaakt van een belastingtarief van nul percent (Vak IV.O.2: “inkomsten waarvoor u aanspraak maakt op belastingvermindering voor inkomsten van buitenlandse oorsprong (inkomsten die zijn vrijgesteld met progressievoorbehoud of waarvoor de belasting tot de helft wordt verminderd) of op de afzonderlijke belasting tegen de aanslagvoet van 0 %”).
Dat heeft te maken met inkomsten die in België vrijgesteld zijn maar die, als ze toch in België belastbaar zouden zijn, afzonderlijk belast zouden worden (bijvoorbeeld sommige achterstallen, vervangingsinkomsten…). Tot nu toe telde de fiscus dergelijke inkomsten op bij de overige inkomsten om het tarief te berekenen, volgens het mechanisme van het progressievoorbehoud. De inkomsten zelf werden dan weliswaar niet belast maar ze konden er de oorzaak van zijn dat andere inkomsten aan een hoger tarief belast werden. Belgische inkomsten die afzonderlijk belast worden, beïnvloeden het tarief van de andere inkomsten echter niet (dat is juist de bedoeling van het systeem). De rechtspraak vond het daarom discriminerend dat het bij buitenlandse inkomsten wél een invloed zou hebben. Technisch gezien wordt die discriminatie nu opgelost door voor die inkomsten een nultarief toe te passen.
Het mechanisme speelt voor verschillende soorten inkomsten. Om die reden duikt het nieuwe nultarief nog op verschillende andere plaatsen in de aangifte op.
Vak X - Belastingverminderingen
Corona-tax shelter “bis”
De belastingvermindering voor deelnemingen in bedrijven die getroffen waren door de coronacrisis (ook wel “corona-tax shelter” genoemd) is niet nieuw (Vak X.II.I). De maatregel werd vorig jaar nieuw leven ingeblazen toen bleek dat de coronapandemie bleef aanslepen (zie onze artikels “De nieuwe (en niet zo nieuwe) fiscale coronamaatregelen: een overzicht” en “Belastingvoordeel voor wie investeert in door corona getroffen vennootschap”).
Toch komen er twee codes bij in de aangifte. Dat is te verklaren doordat de belastingvermindering overdraagbaar is als de investeerder niet voldoende inkomsten heeft om het fiscale voordeel volledig te benutten. De gekende code 1345/2345 wordt nu gebruikt voor de overgedragen belastingvermindering voor betalingen die gedaan zijn in 2020. De nieuwe code 1346/2346 betreft betalingen van 2021. En code 1377/2377 is er voor een eventuele terugname van reeds verleende belastingverminderingen, in gevallen waarin niet langer aan de voorwaarden voldaan wordt, bijvoorbeeld omdat de aandelen alweer verkocht zijn.
Laadstations
Er is voorts een nieuwe belastingvermindering voor particulieren die vanaf 1 september 2021 een laadstation of laadpaal voor elektrische auto’s installeren aan hun woning (Vak X.II.K, code 1365/2365). De vermindering wordt toegekend voor maximaal 1.500 euro en aan een tarief van (nu nog) 45%, wat dus een effectief voordeel van 675 euro impliceert.
Kwijtschelden van huur
Een opgemerkte coronamaatregel betrof een belastingvermindering voor eigenaars (of vruchtgebruikers) die de huur kwijtschelden van een huurder die zijn zaak tijdelijk heeft moeten sluiten wegens de covid-19-pandemie (zie ons artikel “Huur kwijtschelden wegens coronasluiting levert belastingvoordeel op”). Voor die belastingvermindering moesten er twee lijntjes bijkomen op de aangifte (Vak X.II.M).
De belastingvermindering gold aanvankelijk alleen voor huurkwijtscheldingen in maart tot mei 2021, en maakte daarna een comeback voor de maanden juni tot september 2021, met lichtjes aangepaste voorwaarden (zie ons artikel “Huur kwijtschelden wegens coronasluiting levert nog vier maanden langer belastingvoordeel op”). Op de aangifte wordt daarom een onderscheid gemaakt tussen beide periodes. Om die reden zijn ook verschillende codes nodig (codes 1363/2363 respectievelijk 1364/2364).
Vak XI – Bedragen die in aanmerking komen voor de gewestelijke belastingkredieten voor winwinleningen en vriendenaandelen
Vriendenaandeel
Als aanvulling op de gekende Vlaamse winwinlening bestaat nu ook het systeem van het “vriendenaandeel”: een terugbetaalbaar belastingkrediet voor wie nieuwe aandelen koopt van een kleine vennootschap (zie ons artikel “Vriendenaandeel: ‘vrienden’ worden aangemoedigd om aandelen van KMO’s te kopen”). In de aangifte vertaalt dat zich in de nieuwe code 3376/4376 (Vak XI.1.b).
Vak XV – Diverse inkomsten
Deeleconomie en verenigingswerk
Het belastingregime voor de deeleconomie, het verenigingswerk en de burgerdiensten, werd met ingang van 1 januari 2021 drastisch hervormd. Die laatste categorie sneuvelde, het verenigingswerk werd beperkt tot de sport- en de socio-culturele sector, en de inkomsten waren voortaan belastbaar aan 20% na aftrek van een kostenforfait van 50%.
In de aangifte (deel 2, Vak XV.B.1) worden de deeleconomie en het verenigingswerk apart opgelijst, in tegenstelling tot vorig jaar (bestaande code 1460/2460 respectievelijk nieuwe code 1462/2462). Dat komt omdat voor de eerste categorie bedrijfsvoorheffing ingehouden wordt, die dan ook opgenomen moet worden op de aangifte (code 1461/2461). De code voor “kosten” die vorig jaar nog op de aangifte stond, is weggevallen omdat ze overbodig geworden is. Forfaitaire kostenaftrek is nu immers de enige optie.
Olympische en andere atleten
De (wetgevende) actualiteit van vorig jaar werd niet alleen beheerst door corona maar onder meer ook door de Olympische Spelen. Dat leidde tot een initiatief om de inkomsten van medaillewinnaars gunstig te belasten. De eerste schijf van 50.040 euro wordt onderworpen aan een tarief van 16,5%. Op de aangifte is sprake van “Premies voor sportieve prestaties op Olympische of Paralympische Spelen, wereldkampioenschappen of Europese of andere continentale kampioenschappen” (Vak XV.B.4, code 1463/2463 en, voor de bedrijfsvoorheffing, 1464/2464).
Vak XVI – Bezoldigingen van bedrijfsleiders
Vrijwillige overuren
Niet-zelfstandige bedrijfsleiders kunnen gebruik maken van dezelfde vrijstelling voor vrijwillige overuren als werknemers (zie hierboven Vak IV) (Vak XVI.6, codes 1413/2413, 1414/2414, 1403/2403 en 1404/2404).
Vak XVII – Winst, Vak XVIII – Baten
Overbruggingsrecht
Het covid-overbruggingsrecht dat zelfstandigen kregen als compensatie voor een verplichte sluiting wegens corona, is niet nieuw. Wel nieuw is dat het op de aangifte nu apart vermeld moet worden, d.w.z. apart van de andere vergoedingen in Vak XVII.6 en Vak XVIII. 8 die afzonderlijk belastbaar zijn aan 16,5% of die gezamenlijk belastbaar zijn als dat voordeliger uitvalt (code 1636/2636 respectievelijk 1637/2637 in Vak XVII en code 1682/1683 respectievelijk 1683/2683 in Vak XVIII). De aparte vermelding heeft te maken met het feit dat het overbruggingsrecht vrijgesteld is van sociale bijdragen.
De coronapremie voor zelfstandigen wordt aangegeven in Vak IV (zie hoger).
Bron: Koninklijk Besluit van 23 maart 2022, Staatsblad van 28 maart 2022