Toestemming van belastingplichtige blijft essentieel bij visitatie volgens Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie gaat verder op zijn elan in de rechtspraak over fiscale visitaties. Toestemming van de belastingplichtige is essentieel, heeft het Hof al enkele keren onderstreept. Dat heeft ook gevolgen in een situatie waarin de fiscus onduidelijk is over zijn bedoelingen, bijvoorbeeld door niet alle relevente wetsartikelen te citeren. Een mijlpaalarrest of een pyrrusoverwinning voor de belastingplichtige?
De fiscus gaat langs bij een horecazaak voor een controle. De bestuurder is niet aanwezig maar de fiscus krijgt hem wel aan de lijn. Telefonisch geeft hij toestemming aan de belastingambtenaren om de bedrijfslokalen te betreden en voort te gaan met hun onderzoek.
Boekenonderzoek of viscale visitatie?
Er was wel één klein probleempje. De fiscus had aan de telefoon nog opgemerkt dat hun controlebevoegdheden gebaseerd waren op artikel 315 van het WIB 1992 (en de tegenhanger voor BTW, artikel 61 van het BTW-Wetboek). Dat zijn de artikelen die betrekking hebben op een zogenaamd boekenonderzoek. De belastingplichtige is verplicht om, op verzoek van de administratie, “alle boeken en bescheiden voor te leggen die noodzakelijk zijn om het bedrag van zijn belastbare inkomsten te bepalen”.
Van een zogenaamde fiscale visitatie is pas verderop in het wetboek sprake, meer bepaald in artikel 319 van het WIB 1992 (voor de BTW: artikel 63 van het BTW-Wetboek). In dat artikel staat te lezen dat de belastingplichtige aan de fiscus, met het oog op een controle, “vrije toegang moet verlenen tot de beroepslokalen” en waarbij de controlerende ambtenaren zelfs “voorwerpen van alle aard” mogen inspecteren.
Was de fiscus in dit geval echt van plan om het bij een louter boekenonderzoek te houden? Of was er gewoon sprake van enige onachtzaamheid bij het aanhalen van de correcte wetsartikels?
Fiscus gaat duidelijk verder dan louter boekenonderzoek
In de praktijk is het onderscheid tussen beide onderzoeken niet altijd gemakkelijk te maken. Ook voor een boekenonderzoek moet de fiscus immers binnenkomen (de boeken moeten “zonder verplaatsing” onderzocht worden volgens de letterlijke wettekst) en “alle boeken en bescheiden” is in zekere zin een rekbaar begrip.
Maar in dit geval was het toch duidelijk dat de fiscus verder gegaan was dan een louter boekenonderzoek. Het bleek namelijk dat de belastingambtenaren papiermanden ondersteboven gekeerd hadden en daarin bezwarende documenten gevonden hadden. Als snuffelen in vuilnisbakken al zou mogen, dan kan het in elk geval alleen tijdens een fiscale visitatie. Met een boekenonderzoek heeft dat niets meer te maken. Op die basis vocht de belastingplichtige de aanslag aan die gevestigd was aan de hand van de gegevens uit de vuilnisbakken. De controle was onrechtmatig gebeurd, en dus mocht de fiscus de daarbij ontdekte gegevens niet gebruiken, voerde hij aan.
Kennis van zaken
Het Hof van Cassatie oordeelt nu dat de controle inderdaad onrechtmatig gebeurd is. Zoals we al weten uit de recente rechtspraak van het Hof, is toestemming van de belastingplichtige bij een controle essentieel (zie o.m. ons artikel “Altijd toestemming van belastingplichtige nodig bij fiscale visitatie, oordeelt Cassatie”). Dat impliceert ook dat de belastingplichtige met kennis van zaken toestemming geeft. Als de fiscus niet de juiste wetsartikels citeert, weet de belastingplichtige niet waarvoor hij juist toestemming verleent. In een dergelijk geval moeten we er dus van uitgaan dat de noodzakelijke toestemming van de belastingplichtige ontbreekt.
Die conclusie is belangrijk omdat het Hof van Cassatie consequent vasthoudt aan zijn rechtspraak over het cruciale belang van de toestemming van de belastingplichtige. Maar de vraag is of dit nieuwe arrest grote gevolgen zal hebben voor de praktijk.
De veldslag of de oorlog?
Om te beginnen had de belastingplichtige in deze zaak het “geluk” dat de onregelmatigheden die de fiscus begaan had, glashelder bleken uit het proces-verbaal dat de fiscus zelf opgesteld had. Als die duidelijkheid er niet zou zijn, is het misschien niet evident voor de belastingplichtige om een en ander nog aan te tonen. Zeker als die niet alert genoeg is om goed te letten op “details” zoals de juiste wetsartikels…
Bovendien is er nog zoiets als de Antigoon-leer. Het komt erop neer dat de belastingplichtige, door de onregelmatigheid van de controle te laten vaststellen, misschien wel een veldslag wint maar daarom nog niet de oorlog. De zogenaamde Antigoon-leer houdt namelijk in dat onrechtmatig verkregen bewijs niet per se nietig verklaard moet worden maar eventueel toch gebruikt mag worden om (bijvoorbeeld) een belastingaanslag te vestigen. De redenering erachter is dat niet elk klein procedurefoutje mag betekenen dat de “dader” vrijuit gaat.
De feitenrechter (het is niet de taak van het Hof van Cassatie om dat te doen) zal dus moeten afwegen of de “fout” van de fiscus ernstig genoeg is in verhouding tot de overtreding die de belastingplichtige begaan heeft. En de rechter zal daarbij moeten nagaan of het recht op een eerlijk proces niet geschonden is en of de controlerende overheid geen blijk heeft gegeven van manifest onbehoorlijk bestuur.
Wat het resultaat is van al die afwegingen, zal nog moeten blijken. De zaak is immers doorverwezen naar een ander Hof van Beroep. Maar het moge duidelijk zijn dat de fiscus nog niet uitgepraat is…