Vervroegde verliesaftrek: fiscus publiceert circulaire

rekenmachine
15/09/20

Een van de interessantste fiscale coronamaatregelen kan al toegepast worden in de aangiften vennootschapsbelasting en personenbelasting die binnenkort ingediend moeten worden. Het gaat bovendien om een heel innovatieve maatregel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de fiscus de regeling al onmiddellijk becommentarieert in een circulaire, vooreerst met betrekking tot de personenbelasting. Het geraamde verlies van 2020 kan reeds afgezet worden tegen de winst van 2019. Vandaar dat men officieel spreekt van een vrijstelling voor “toekomstige verliezen”. Maar het is zaak goed na te denken over het exacte bedrag waarvoor men een vrijstelling vraagt.

Winst en baten van het belastbare tijdperk dat verbonden is met het aanslagjaar 2020, kunnen in de personenbelasting geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld ten belope van de eventuele verliezen die worden geleden in de loop van het belastbare tijdperk dat verbonden is met het aanslagjaar 2021. De maatregel geldt alleen voor het aanslagjaar 2020 en wordt enkel toegepast op vraag van de belastingplichtige.

Als de PB-aangifte al ingediend is, moet voor die aanvraag een speciaal formulier gebruikt worden (zie ons artikel “Coronaverlies van 2020 al aftrekken voor 2019: formulier indienen tegen 15 september (of 22 oktober)”). Voor elektronische aangiften in de personenbelasting die nog ingediend moeten worden (bijv. via mandataris) is de aanvraag verwerkt in de aangifte, maar het bedrag van de vrijstelling dat men vraagt, moet wel nog apart verantwoord worden.

Maximale vrijstelling

Tegen sommige inkomsten kunnen geen “toekomstige verliezen” afgezet worden. Dat is het geval voor inkomsten van buitenlandse oorsprong, voor  vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst of baten en voor vergoedingen van politieke mandaten. Bovendien mag de vrijstelling geen aanleiding geven tot een negatief resultaat.

Dat wil dus zeggen dat de maximale vrijstelling die men kan aanvragen, gelijk is aan het brutobedrag van de winst of baten van Belgische oorsprong die in inkomstenjaar 2019 werden behaald of verkregen, verminderd met de beroepskosten die op die inkomsten betrekking hebben en verminderd met de genoemde vergoedingen.

Voorbeeld

Voor inkomstenjaar 2019 behaalt de belastingplichtige volgende inkomsten:

Baten: 6.000 euro (waarvan 1.000 euro uit het buitenland)

Werkelijke beroepskosten: 3.500 euro waarvan 3.000 euro betrekking hebben op de inkomsten van Belgische oorsprong.

Maximumbedrag van de vrijstelling: (6.000-1.000) – 3.000 = 2.000 euro.

De belastingplichtige moet dat maximumbedrag zelf berekenen en opnemen in de verantwoording die hij als bijlage moet toevoegen bij zijn aanvraag.

Als het (geraamde) verlies van 2020 even hoog of hoger uitvalt dan dat maximumbedrag, kan men in theorie een vrijstelling aanvragen ten belope van dat bedrag.

Aanrekeningsvolgorde

Het vrijgestelde bedrag wordt afgetrokken van de nettowinst of -baten (dus na aftrek van de beroepskosten die op die inkomsten betrekking hebben) maar vóór de aanrekening van de beroepsverliezen die tijdens het belastbaar tijdperk eventueel zijn geleden in het kader van een andere activiteit.

De volgorde van de diverse aftrekken is iets om in het oog te houden. Het vrijgestelde bedrag wordt afgetrokken na aftrek van de andere economische vrijstellingen (vrijstelling voor bijkomend personeel voor de uitvoer en voor de integrale kwaliteitszorg, vrijstelling voor tewerkstelling van stagiairs, vrijstelling voor ander bijkomend personeel, vrijstelling voor sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut) maar vóór aftrek van de investeringsaftrek.

Maximum volledig benutten is niet altijd aangewezen

Daaruit volgt dat het niet altijd verstandig is om voor de maximale vrijstelling te gaan.

Ten eerste zal een belastingvermeerdering toegepast worden als later blijkt (uit de aangifte voor aanslagjaar 2021) dat het werkelijke verlies in 2020 groter is dan het geraamde verlies waarvoor men een vrijstelling gevraagd heeft.

Ten tweede moet men rekening houden met de genoemde volgorde van de aftrekken. Wie al een andere economische vrijstelling toepast, houdt namelijk minder ruimte over voor de vervroegde verliesaftrek. Dat is van belang omdat het bedrag van de vrijstelling teruggenomen wordt voor aanslagjaar 2021 (toegevoegd aan het resultaat), en het is de gevraagde vrijstelling die teruggenomen wordt, niet de werkelijk genoten vrijstelling. Het zou dus een streep door de rekening zijn als een deel van het aangevraagde bedrag geen effectieve vrijstelling oplevert omdat de winst al verminderd wordt met een andere economische vrijstelling. Alleen met de investeringsaftrek hoeft men in dat verband geen rekening te houden, vermits die, zoals gezegd, pas na de nieuwe aftrek aangerekend wordt.

 

Bron: Circulaire nr. 2020/C/115 van 8 september 2020