Toepassing nieuw regime auteursrechten op software: rulingdienst zegt nee

software
14/03/24

Gezien de onduidelijkheden in het nieuwe regime voor auteursrechten, was het uitkijken naar de eerste rulings. Na een voorspelbare positieve ruling over een vrij voor de hand liggend geval, is nu een ruling gepubliceerd over een veel interessanter geval, uit de IT-sector. De ruling draait negatief uit voor de belastingplichtige.

Op 1 januari 2023 is een vernieuwde regeling van kracht geworden voor inkomsten uit de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten. Een van de opvallendste nieuwigheden betrof een aangepaste verwijzing naar het Wetboek van Economisch Recht (waarin de bescherming van intellectuele eigendomsrechten opgenomen is). In plaats van een algemene verwijzing naar Boek XI van dat Wetboek, kwam een verwijzing naar Boek XI, Titel 5.  Titel 6 betreft software (“computerprogramma’s”). Op het eerste gezicht leek het dus de bedoeling om het toepassingsgebied van het fiscale regime voor auteursrechten te beperken tot werken van letterkunde of kunst en tot voorstellingen van uitvoerende kunstenaars, en dat software uit de boot zou vallen.

Software uitgesloten door beperkende verwijzing?

Maar vanaf het begin rees er twijfel. In het Wetboek van Economisch Recht staat immers te lezen: “Computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen, worden auteursrechtelijk beschermd en gelijkgesteld met werken van letterkunde” (artikel XI.294). Door die gelijkstelling met werken van letterkunde belanden we automatisch in Titel 5, waar de fiscale wet naar verwijst. Dat er niet uitdrukkelijk verwezen wordt naar Titel 6 (software), zou dus niet impliceren dat software uitgesloten wordt van het fiscale regime voor auteursrechten.

Tijdens de bespreking van de wetswijziging in de Kamer kreeg de minister van Financiën die vraag voor de voeten geworpen. Hij bevestigde dat het wel degelijk de bedoeling was om het toepassingsgebied van de regeling in te perken door die aangepaste verwijzing. Bovenstaande redenering over de gelijkstelling van software met werken van letterkunde, gaat alleen op binnen de context van het Wetboek van Economisch Recht maar kan niet doorgetrokken worden naar de fiscaliteit, onderstreepte hij. Als in de fiscale wet verwezen wordt naar Titel 5, is het de bedoeling om alleen die Titel in het fiscale regime te beperken, aldus de minister.

Standpunt van minister riep veel vraagtekens op

De minister liet het woord “software” echter niet vallen en voegde er bovendien aan toe dat a priori geen enkele beroepsgroep uitgesloten is. Op de discussie die zich daarop ontspon tussen diverse Kamerleden, ging de minister niet meer in (zie ons artikel “Gunstregime voor auteursrechten: wat met software?”).

Er bleef dus grote twijfel over de draagwijdte van de nieuwe wettekst. Daarom werd reikhalzend uitgekeken naar de eerste rulings over het nieuwe regime. Een paar maanden geleden werd dan de eerste ruling gepubliceerd (zie ons artikel “Eerste ruling over nieuw regime auteursrechten”). Maar die bracht niet veel bij omdat hij een vrij “gemakkelijk” geval betrof.

Software valt uit de boot volgens ruling

Nu is er een tweede ruling over het nieuwe fiscale regime voor auteursrechten, en die beloofde wel interessant te worden, want deze keer ging het over software. De aanvrager van de ruling was een softwarebedrijf dat van plan was om zijn IT’ers een speciale vergoeding toe te kennen voor de overdracht van de auteursrechten op de computerprogramma’s die ze schreven in dienst van hun werkgever. De onderneming wou daarop het fiscale regime voor auteursrechten toepassen.

Maar daar wil de rulingcommissie niet van weten. Die verwijst als motivering alleen naar de hierboven aangehaalde uiteenzetting van de minister tijdens de parlementaire voorbereiding, en besluit kort en krachtig dat het nieuwe regime voor auteursrechten niet van toepassing is op de geschetste situatie.

Velen hadden verwacht dat de fiscus zijn standpunt zou afstemmen op de woorden van de minister in de Kamer. Deze negatieve ruling komt dan ook niet als een echte verrassing. Toch blijft de vraag of een verwijzing naar een bepaalde passage in de voorbereidende werken kan volstaan, en of een strikt juridische analyse op basis van de expliciete gelijkstelling van software met werken van letterkunde niet tot een andere conclusie kan of moet leiden.

 

Bron: Voorafgaande Beslissing nr. 2023.0659 van 3 oktober 2023