Lagere rechtspraak houdt vast aan belastingverhoging van 10%

Volgens het Grondwettelijk Hof moet het de regel zijn dat de fiscus afziet van het opleggen van een belastingverhoging van 10%. De lagere rechtspraak is het daar echter niet mee eens, gaat dus in tegen een duidelijke wenk van het Grondwettelijk Hof. Dat blijkt eens te meer uit een recent arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen. Intussen is wel een wetswijziging in voorbereiding.
In een arrest over het verbod op onder meer verliesverrekening ingeval een belastingsupplement opgelegd wordt in combinatie met een effectieve belastingverhoging van 10%, merkte het Grondwettelijk Hof eind vorig jaar eerder terloops op dat die sanctie in beginsel niet opgelegd zou mogen worden als het gaat om een eerste overtreding en als er geen sprake is van enig opzet tot fraude (GwH 21 november 2024).
Zoals we al gemeld hebben, was de lagere rechtspraak daarvan niet onder de indruk (zie ons artikel “Is kwijtschelden van belastingverhoging van 10% dan toch (nog) niet de norm?”).
Ook in een heel recente zaak houdt het Hof van Beroep te Antwerpen daaraan vast. Het ging om een zaak waarin een belastingplichtige een hele reeks kosten had afgetrokken die de fiscus als privé beschouwde. Daarom legde die laatste een belastingverhoging op van 10%.
Volgens het Antwerpse hof was dat perfect in overeenstemming met de wet. De wet zegt nu eenmaal dat bij een onjuiste aangifte in principe een belastingverhoging opgelegd wordt (artikel 444, eerste lid WIB 1992). En bij een eerste overtreding zonder het opzet om belastingen te ontduiken, bedraagt het officiële tarief van die verhoging 10% (artikel 226 B KB/WIB 1992). Ook bij goede trouw kan dus wel degelijk een belastingverhoging opgelegd worden, merkt het hof op.
Mogelijkheid, geen verplichting
De wet zegt weliswaar dat bij ontstentenis van kwade trouw afgezien kan worden van die belastingverhoging (artikel 444, eerste lid WIB 1992). Maar dat betreft een mogelijkheid, geen verplichting, stipt het hof aan.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof van 21 november 2024 werd gewezen in antwoord op een prejudiciële vraag over een andere kwestie en daaruit volgt dat het arrest “uitsluitend in deze zin dient gelezen te worden”, oordeelt het Hof van Beroep te Antwerpen. “Noch dit arrest noch het antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag kan afbreuk doen aan de duidelijke wettelijke bepaling van artikel 444 WIB 1992”.
Programmawet
Binnenkort wordt echter een einde gemaakt aan de discussie. In uitvoering van het regeerakkoord van de nieuwe federale bewindsploeg zal in de volgende programmawet een bepaling opgenomen worden die artikel 444 van het WIB 1992 aanpast (zie ook ons artikel “Regeerakkoord belooft heuse procedurehervorming”). Als gevolg daarvan zal er niet langer sprake van zijn dat van de belastingverhoging van 10% afgezien kan worden, maar zal er staan dat er wordt afgezien van die sanctie, althans bij een eerste overtreding die te goeder trouw wordt begaan. Een subtiele wijziging maar met verreikende gevolgen.
En minstens even interessant: er wordt in de wet ingschreven dat goede trouw in deze context vermoed wordt. Het zal dus blijkbaar aan de fiscus zijn om te bewijzen dat de belastingplichtige te kwader trouw is.
De teksten van de programmawet zijn nog niet definitief maar worden binnenkort ingediend in het parlement.
Bron: arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 18 maart 2025