Hogere minimumbelasting door kleinere “korf”

Draaiknop winst
26/12/22

Uitgerekend op het moment dat er op Europees niveau een akkoord bereikt is over een internationale minimumbelasting, keurt het Belgische parlement een eigen Belgische minimumbelasting goed. Die bouwt voort op de bekende “korf” in de vennootschapsbelasting, die de aftrek van o.m. overgedragen verliezen beperkt. De nieuwe regeling zal echter geen lang leven beschoren zijn.

De toepassing van bepaalde aftrekposten (vorige verliezen, overgedragen DBI-aftrek, notionele interestaftrek…) wordt sinds enkele jaren beperkt tot 70% in de schijf boven één miljoen euro winst (artikel 207, lid 5 WIB 1992). Men noemt dat de “korf”. Het deel van de winst waarop geen aftrek toegepast kan worden, wordt daardoor eigenlijk een minimale belastbare basis. Vandaar dat de maatregel omschreven wordt als een minimumbelasting.

Nog maar 40% i.p.v. 70%

Met de zopas goedgekeurde nieuwe programmawet wordt die regeling verstrengd. Dat gebeurt door het percentage van 70% terug te brengen tot 40%.

Stel: een vennootschap met een belastbaar resultaat van 3 miljoen euro voor dit jaar en overgedragen verliezen van eveneens 3 miljoen euro. In plaats van de verliezen volledig af te trekken van de winst van dit jaar, en het belastbaar resultaat daardoor te reduceren tot nul, kan onze vennootschap slechts 2,4 miljoen euro in aftrek brengen (100% op de eerste schijf van 1 miljoen, 70% op de schijf daarboven). Tot nu toe. Want vanaf volgend jaar zal de vennootschap, op basis van de nieuwste programmawet, nog slechts 1,8 miljoen euro kunnen aftrekken. Ze zal dus, ondanks de vorige verliezen, toch belasting betalen op een bedrag van 1,2 miljoen euro. Gerekend aan het standaardtarief van de vennootschapsbelasting van 25% komt dat neer op een “minimumbelasting” van 15% op de schijf boven het miljoen (25% van 1.200.000/2.000.000 = 15%).

In afwachting van EU-minimumbelasting

Die 15% is niet toevallig, want dat is ook het tarief van de internationale minimumbelasting voor multinationals die door de OESO en de G20 voorgesteld wordt. Begin december werd daarover onverwacht snel een akkoord bereikt op Europees niveau, nadat Hongarije zijn verzet opgegeven had. Alle EU-lidstaten zullen die minimumbelasting volgens OESO-normen invoeren vanaf 2024.

Merk op dat de “korf” geen definitieve verwerping van de aftrek behelst. De niet-benutte aftrek kan overgedragen worden naar volgende jaren. De aftrekbeperking heeft dus in principe alleen een cashflow-effect.

De nieuwe “korf” is van toepassing vanaf aanslagjaar 2024 (tenzij het belastbaar tijdperk aanvangt vóór 1 januari 2023) maar zal dus, als alles volgens plan verloopt op EU-niveau, al buiten werking treden vanaf aanslagjaar 2025 (tenzij het belastbaar tijdperk aanvangt vóór 1 januari 2024). De verstrenging van de “korf” was overigens vanaf het begin opgevat als een voorlopige maatregel, in afwachting van de realisatie van het OESO-initiatief.

 

Bron: https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/3015/55K3015021.pdf (artikel 122); https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32022L2523&from=NL