Fietsen fiscaal aangemoedigd met twee nieuwe belastingkredieten en hogere kilometervergoeding
Eind 2023 werden nog enkele fiscale gunstmaatregelen goedgekeurd ten voordele van het fietsgebruik door pendelaars. Werkgevers die hun werknemers voor het eerst een fietsvergoeding toekennen of een bestaande fietsvergoeding verhogen, kunnen gebruik maken van maar liefst twee nieuwe belastingkredieten. Bovendien wordt de bestaande vrijstelling voor fietsvergoedingen opgetrokken van 0,27 naar 0,35 euro per kilometer. Hetzelfde kilometerforfait mag gebruikt worden voor de aftrek als beroepskost.
Tijdelijk belastingkrediet m.b.t. cao nr. 164
In principe zijn werkgevers in alle sectoren van de economie nu verplicht een vergoeding toe te kennen aan werknemers die met de fiets naar het werk komen (in de mate dat die verplichting nog niet bestond). De vergoeding bedraagt 0,27 euro per kilometer. Dat is afgesproken in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 164. Werkgevers krijgen een compensatie voor die extra arbeidskost in de vorm van een nieuwe fiscale gunstmaatregel: een belastingkrediet “voor de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van cao nr. 164”.
De maatregel is slechts tijdelijk. Hij is van toepassing in de periode van 1 mei 2023 (inwerkingtreding van cao 164) tot 31 december 2024.
Het belastingkrediet wordt niet berekend op basis van de gehele fietsvergoeding maar alleen op de verhoging van de fietsvergoeding ten opzichte van het bedrag dat de werkgever in kwestie toekende op de referentiedatum 1 juli 2022. Dat laatste bedrag kan echter nul zijn. In dat geval telt wel de volledige vergoeding mee als berekeningsbasis voor het belastingkrediet. Werkgevers die al een vergoeding toekenden, zijn daardoor echter in het nadeel: zij hebben helemaal geen recht op het belastingkrediet (als ze al 0,27 euro toekenden) of kunnen een minder hoog belastingkrediet claimen.
Een andere beperking is dat maximaal 40 km per dag in rekening gebracht mag worden (dus maximale woon-werkafstand van 20 km).
Het belastingkrediet is terugbetaalbaar. Dat wil zeggen dat de fiscus het bedrag uitbetaalt aan de betrokken werkgever als die laatste verlies maakt en dus geen (of niet voldoende) belastingen betaalt waarmee hij het belastingkrediet zou kunnen verrekenen.
Voorbeeld
Een werkgever kent in toepassing van cao nr. 164 vanaf 1 mei 2023 voor het eerst een fietsvergoeding toe (de vergoeding op de referentiedatums is dus nul). Voor de periode van mei tot december 2023 kent hij aan al zijn werknemers vergoedingen toe voor in totaal 3.000 kilometer (aan 0,27 euro per kilometer), en m.b.t. 2024 voor in totaal 6.000 kilometer (aan 0,28 euro/km – geraamd geïndexeerd bedrag). Geen enkele werknemer woont op meer dan 20 km van zijn of haar werk. Belastingkrediet voor 2023: 0,27 euro x 3.000 kilometer = 810 euro. Belastingkrediet voor 2024: 0,28 x 6.000 kilometer = 1.680 euro. Dat bedrag komt in mindering van de verschuldigde personen- of vennootschapsbelasting of wordt uitbetaald aan de werkgever.
Het belastingkrediet wordt toegekend in het jaar waarin de vergoeding effectief uitbetaald wordt. Vergoedingen met betrekking tot verplaatsingen in 2024 die pas in 2025 uitbetaald worden, geven echter ook nog recht op het belastingkrediet (voor aanslagjaar 2026 dan).
Tijdelijk belastingkrediet voor facultatieve verhoging
Voor werkgevers die hun fietsvergoeding vrijwillig verhogen, is er ook een fiscale aanmoediging. Zij hebben recht op een belastingkrediet “voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding”. Het gaat dus om werkgevers die niet onder cao nr. 164 vallen en/of die een hogere vergoeding willen toekennen dan door die cao voorgeschreven.
Ook dit tweede belastingkrediet is tijdelijk: het wordt verleend voor fietsverplaatsingen in de jaren 2024, 2025 en 2026. En de referentiedatum is een andere: 1 juni 2023. De verhoging van de vergoeding ten opzichte van wat er op die datum toegekend werd, vormt dus de berekeningsbasis voor het belastingkrediet.
Het fiscale voordeel is voorts beperkter. Alleen de verhoging boven 0,18 euro per km komt in aanmerking, en voor maximaal 0,05 per km, bovendien na correctie voor inflatie.
Beide belastingkredieten kunnen gecumuleerd worden, maar niet voor hetzelfde deel van de vergoeding. Als de vergoeding bijvoorbeeld opgetrokken wordt tot boven 0,27 euro per km en de werkgever valt onder cao nr. 164, is het eerste belastingkrediet van toepassing op het deel van de vergoeding tot 0,27 euro, en het tweede belastingkrediet op de rest.
Voorbeeld
In juni 2023 kende een werkgever een fietsvergoeding toe van 0,20 euro per km. In 2024 verhoogt hij die tot 0,28 euro. De oorspronkelijke 0,20 euro moet eerst geïndexeerd worden, bijvoorbeeld tot 0,21 euro. De verhoging waarmee rekening gehouden mag worden, bedraagt dus slechts 0,07 euro per km (0,28 – 0,21). Dat bedrag moet dan nog beperkt worden tot 0,05 euro. Als de werkgevers in totaal 10.000 km gefietst hebben van en naar het werk, bedraagt het belastingkrediet dus 500 euro.
Hogere forfaitaire fietsvergoeding
Tot slot gaat ook de forfaitaire fietsvergoeding omhoog, van 0,27 euro (geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2024) tot 0,35 euro per kilometer.
Dat forfait mag in twee gevallen gebruikt worden:
- De maximale vrijstelling van toegekende fietsvergoedingen voor woon-werkverkeer in hoofde van de werknemer
- De aftrek als beroepskost van fietskosten voor woon-werkverplaatsingen in hoofde van werknemers of zelfstandigen
De verhoging van het forfait is echter niet de enige nieuwigheid. De eerste situatie (vrijstelling) wordt nu uitdrukkelijk beperkt tot werknemers die het algemene beroepskostenforfait toepassen, en onderworpen aan een maximum van 2.500 euro.
Bron: Wet van 22 december 2023 houdende diverse bepalingen (art. 12-22), Staatsblad van 29 december 2023 en Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen (art. 30-35), Staatsblad van 29 december 2023