De nieuwe aangifte in de personenbelasting

aangifte personenbelasting
11/06/25

Het nieuwe formulier voor de aangifte in de personenbelasting is beschikbaar. Het gaat om de aangifte voor inkomsten van 2024 (aanslagjaar 2025). Elektronisch indienen kan vanaf 28 april. Hieronder overlopen we de nieuwigheden per vak van de aangifte. De wijzigingen betreffen voornamelijk de vakken IV en XVI, naast een reeks nieuwe belastingkredieten voor zelfstandigen. De aangifte moet in normale gevallen ingediend zijn tegen 30 juni of 15 juli, tegen 16 oktober voor de meeste zelfstandigen.

Vak IV: Wedden, lonen, enz.

Fiets

In Vak IV is er een nieuwigheid te melden die niet op het eerste gezicht opvalt omdat er niets gewijzigd is aan het aangifteformulier. Maar het betreft wel een wijziging in de aangifteplicht. Met name moet de kilometervergoeding voor fietsers voortaan ingevuld worden op de aangifte. Hetzelfde geldt voor het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets door de werkgever of vennootschap voor woon-werkverkeer.

De nieuwe aangifteplicht is een gevolg van het feit dat die vergoeding en dat voordeel niet meer in alle omstandigheden vrijgesteld zijn. Ze zijn alleen nog maar vrijgesteld voor wie het wettelijke beroepskostenforfait toepast. Wie zijn/haar werkelijke beroepskosten bewijst, wordt voortaan belast op die “inkomsten”. Vandaar dat ze nu ingevuld moeten worden op de aangifte (ook als ze vrijgesteld zijn).

Daarvoor mag echter een bestaande rubriek gebruikt worden (A.7): “Vergoedingen en voordelen voor woon-werkverkeer” naast code 1254/2254. Het vrijgestelde deel van die vergoedingen en/of voordelen moet vlak daaronder ingevuld worden, naast de gekende code 1255/2255. Dat geldt dus in principe ook voor de fietskilometervergoeding en het voordeel van alle aard voor een bedrijfsfiets in de gevallen waarin de betrokkene gebruik maakt van het beroepskostenforfait. Het is nog niet bevestigd dat de fiscus zelf die vrijstelling zal invullen als de belastingplichtige het vergeet. Voor de kilometervergoeding moet men trouwens ook rekening houden met de beperking tot 35 cent/km en tot 3.500 euro per jaar als absoluut plafond.

Het aan te geven bedrag is gewoon af te lezen van de loonfiche (vak 14, d) of e)).

Flexi-jobs

Ook voor het loon uit een flexi-job geldt vanaf dit aanslagjaar dat het niet meer in alle gevallen vrijgesteld is. Alleen gepensioneerden kunnen nog rekenen op een volledige vrijstelling. Voor niet-gepensioneerden is het inkomen uit een flexi-job nog slechts vrijgesteld tot een plafond van 12.000 euro.

Gepensioneerden hoeven dus niets aan te geven. De anderen moeten het inkomen invullen onder de nieuwe rubriek A.11 “Voor vrijstelling in aanmerking komende bezoldigingen uit een flexi-job uitgeoefend door een niet-gepensioneerde”, naast de nieuwe code 1262/2262.

Het is de bedoeling daar alle verdiensten uit flexi-jobs in te vullen (niet alleen het vrijgestelde gedeelte). De fiscus beperkt de vrijstelling dan automatisch tot het drempelbedrag en belast de rest. Die werkwijze is vooral bedoeld voor belastingplichtigen met verschillende flexi-jobs, waardoor de verschillende werkgevers elk apart niet weten of het plafond van 12.000 euro overschreden is. De belastingplichtige hoeft dan zelf niet aan het rekenen te slaan.

Ook hier zijn de relevante bedragen gewoon af te lezen van de loonfiches (vak 21).

Vrijwilligers brandweer, ambulanciers en civiele bescherming

Dezelfde redenering leidt tot een nieuwe rubriek (A.12) voor “Voor vrijstelling in aanmerking komende vergoedingen van vrijwillige brandweerlieden, vrijwillige ambulanciers en vrijwilligers van de civiele bescherming”, met code 1391/2391.

De vergoedingen van die vrijwilligers zijn traditioneel vrijgesteld, maar slechts tot een bepaald drempelbedrag. Voor aanslagjaar 2025 bedraagt dat drempelbedrag 7.310 euro. Op zich verandert daar niets aan. Maar de fiscus houdt nu rekening met de mogelijkheid dat vrijwilligers die bij verschillende werkgevers of instanties werken, “ongemerkt” het drempelbedrag overschrijden. Om dat te kunnen controleren, is de nieuwe rubriek toegevoegd op de aangifte.

Opnieuw zijn de betreffende inkomsten gewoon af te lezen van de fiscale fiches (vak 22).

Relance-overuren

Het stelsel van de zogenaamde relance-overuren is verlengd en gold dus ook nog voor 2024. Daarvoor zijn nieuwe codes toegevoegd aan de aangifte onder rubriek A.13: “Voor vrijstelling in aanmerking komende bezoldigingen voor vrijwillige overuren: a) gepresteerd in 2024 in het kader van de relance”. Het gaat om codes 1368/2368 (bezoldigingen) en 1369/2369 (overuren).

De twee vorige jaren blijven ook nog op de aangifte staan, voor gevallen waarin overuren van 2023 of 2022 pas in 2024 uitbetaald zijn.

Op de loonfiches zijn de betrokken bedragen terug te vinden in vak 19.

Overuren met overwerktoeslag

Bij de “overuren die recht geven op een overwerktoeslag” (rubriek G in Vak IV) is er een categorie bijgekomen. De belastingvermindering (in tegenstelling tot de “relance-uren” gaat het hier niet om een vrijstelling) wordt sinds midden vorig jaar verleend tot 280 overuren in de wegenbouw, en specifiek voor werknemers die op zon- en feestdagen of ’s nachts moeten werken. Voor de overuren “die in aanmerking komen voor de begrenzing tot 280 uren” moest er dus een lijn en een code bijkomen: b) en 1238/2238.

Op de loonfiches moet men kijken naar vak 18.

Werkbonus

Voor zeer lage lonen geeft de (sociale) werkbonus nu recht op een (terugbetaalbaar) belastingkrediet dat berekend wordt aan een hoger percentage: 52,54% in plaats van 33,14%. Daarvoor moest een lijn bijgecreëerd worden onder rubriek K (“2. Werkbonus die in aanmerking komt voor het belastingkrediet van 52,54%”), naast de nieuwe code 1360/2360.

Vak IX: Interesten en kapitaalaflossingen enz.

Federaal langetermijnsparen

De fiscale voordelen voor een tweede (of derde enz.) woonst, die een federale bevoegdheid gebleven waren, zijn vorig jaar afgeschaft maar alleen voor nieuwe leningen. Ze bleven bestaan voor bestaande leningen. In de aangifte geeft dat aanleiding tot een kleine wijziging: in rubriek  II.B.4. Dat is de rubriek voor “Kapitaalaflossingen van hupothecaire leningen aangegaan voor het verwerven of (ver)bouwen van een andere woning dan uw ‘eigen woning’”. Onder b, 1) is simpelweg “tot 2023” toegevoegd, zodat er nu sprake is van “leningen gesloten vanaf 1989 tot 2023”. Wie een lening gesloten heeft in 2024, komt niet meer in aanmerking voor het fiscale voordeel en kan hier dus niets meer invullen.

Vak XI (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)

Proxi-lening

Vak XI is traditioneel verschillend voor elk van de drie gewesten omdat zij elk hun eigen regimes kennen. In Brussel is dat de proxi-lening. Aan de essentie van dat regime verandert niets: het gaat om een belastingvoordeel voor particulieren die een lening toekennen aan kleine vennootschappen. Een van die voordelen is een eenmalig belastingkrediet van 30% in gevallen waarin de lening verloren gaat omdat de betrokken vennootschap kopje onder gaat, als risicocompensatie.

Nieuw in die situatie is dat het eenmalige belastingkrediet verhoogd wordt tot 50% als de lening toegekend wordt aan een “voorbeeldige” vennootschap. “Voorbeeldig” in de zin van die regeling kan men zijn zowel op sociaal vlak (inclusiviteit, kwaliteitsvolle tewerkstelling enz. bevorderen) als op milieuvlak (energiebesparing, mobiliteit, biodiversiteit…). Dat geldt voor leningen die zijn toegekend vanaf 1 maart 2024. Leidraad daarbij zijn de Europese sociale taxonomie van de strategie voor duurzame financiering en de Europese taxonomie van duurzame economische activiteiten (verordening (EU) 2020/852 van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen).

Daarom wordt er nu onder rubriek 2 (“Bedrag dat in aanmerking komt voor het eenmalig belastingkrediet”) een onderscheid gemaakt tussen “In 2024 definitief verloren gegaan bedrag van de hoofdsom: a) van Proxi-leningen gesloten door een kredietnemer die op sociaal of milieuvlak voorbeeldig is” (code 3398/4398) en “b) van Proxi-leningen gesloten door een andere dan in a bedoelde kredietnemer” (code 3393/4393).

Vak XVI: Bezoldigingen van bedrijfsleiders

Fiets

Voor bedrijfsleiders zijn de meeste nieuwigheden analoog aan die voor werknemers (zie Vak IV hierboven). Maar de eerste daarvan leidt wel tot een wijziging van het formulier, in tegenstelling tot Vak IV. Het betreft de nieuwe aangifteverplichting voor de kilometervergoeding voor fietsers en voor het voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de terbeschikkingstelling van een fiets door de werkgever of vennootschap voor woon-werkverkeer.

De nieuwe aangifteplicht is een gevolg van het feit dat die vergoeding en dat voordeel niet meer in alle omstandigheden vrijgesteld zijn. Ze zijn alleen nog maar vrijgesteld voor wie het wettelijke beroepskostenforfait toepast. Wie zijn/haar werkelijke beroepskosten bewijst, wordt voortaan belast op die “inkomsten”. Vandaar dat ze nu ingevuld moeten worden op de aangifte (ook als ze vrijgesteld zijn).

Daarom prijkt er een nieuwe rubriek 5 in Vak XVI: “Vergoedingen en voordelen in het kader van een fietsplan”. Het “totaal bedrag” moet ingevuld worden onder code 1432/2432, de “vrijstelling” onder code 1433/2433.

Het aan te geven bedrag is gewoon af te lezen van de fiche 281.50.

Relance-overuren

De regeling voor relance-overuren die we hierboven al besproken hebben voor werknemers, is ook van toepassing voor bedrijfsleiders. Daarom zijn er in Vak XVI nieuwe codes onder rubriek 7: “Voor vrijstelling in aanmerking komende bezoldigingen voor vrijwillige overuren: a) gepresteerd in 2024 in het kader van de relance”. Het gaat om code 1438/2438 (bezoldigingen) en 1439/2439 (overuren).

Belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten

Een derde nieuwigheid in Vak XVI is wel specifiek voor bedrijfsleiders. Er bestaat al enige tijd een belastingkrediet voor bedrijfsleiders met lage bedrijfsleidersbezoldigingen. Maar dat belastingkrediet wordt alleen op die laatste inkomsten berekend. Dat wil zeggen dat bij de berekening geen rekening gehouden wordt met bezoldigingen in dienstverband (als de betrokken bedrijfsleider ook werkt in dienstverband), als zelfstandige in bijberoep of als student-zelfstandige.

Die berekening wordt voortaan ook beïnvloed door het feit dat een deel van de kilometervergoeding voor fietsers en/of het voordeel van alle aard voor een bedrijfsfiets belastbaar kan zijn (zie hierboven). Als die belastbare kilometervergoeding of dat belastbare voordeel verband houdt met bijvoorbeeld een dienstbetrekking, dan moet het uitgesloten worden uit de berekening van het belastingkrediet, net als de eigenlijke bezoldiging uit die dienstbetrekking.

Daarom moeten die vergoedingen of voordelen – in de mate dat ze verband houden met uitgesloten bezoldigingen – aangegeven worden in rubriek 16, die precies bedoeld is voor de bezoldigingen die uitgesloten worden bij de berekening van het belastingkrediet voor lage activiteitsinkomsten. Daar is nu een lijn b) opgenomen voor de bedragen “vermeld in rubriek 5, a” (in rubriek 5 zijn de genoemde kilometervergoedingen en voordelen aangegeven – zie hoger), naast de nieuwe code 1420/2420.

Werkbonus

Een laatste nieuwigheid in Vak XVI is dan weer wel analoog aan Vak IV. De al eerder besproken verhoging van de werkbonus voor de laagste lonen is namelijk ook van toepassing op bedrijfsleiders. Daarom wordt ook in Vak XVI voortaan een onderscheid gemaakt tussen de werkbonus die in aanmerking komt voor het belastingkrediet van 33,14% (code 1419/2419) en de werkbonus die in aanmerking komt voor het belastingkrediet van 52,54% (code 1430/2430). Zie hierboven onder Vak IV voor meer uitleg.

Vak XIX: Verrekenbare bestanddelen i.v.m. een zelfstandige beroepswerkzaamheid

Belastingkredieten

Ten slotte is er plaats ingeruimd voor drie nieuwe belastingkredieten in Vak XIX. Het gaat om het:

  • Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding (rubriek 6, code 1762/2762)
  • Belastingkrediet voor uitgevers van papieren publicaties (rubriek 7, code 1763/2763)
  • Belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement (rubriek 8, code 1764/2764)

Voor meer uitleg verwijzen we naar onze eerdere artikels “Fietsen fiscaal aangemoedigd met twee nieuwe belastingkredieten en hogere kilometervergoeding”, “Fiscale steun voor krantenwinkels en uitgevers” en “Belastingkrediet voor werkgevers die groter deel treinabonnement terugbetalen aan werknemers”.

Termijnen

Vanaf 28 april is MyMinFin opengesteld voor aanslagjaar 2025. U kunt dus vanaf dan uw aangifte elektronisch indienen.

De indieningstermijnen liggen tegenwoordig wettelijk vast en zijn bijgevolg in principe dezelfde van jaar tot jaar:

  • 30 juni 2025 voor een aangifte op papier
  • 15 juli 2025 voor een elektronische aangifte (via Tax-on-web op MyMinfin), ook via mandateris
  • 16 oktober 2025 voor een elektronische aangifte met specifieke inkomsten (winsten of baten, bedrijfsleidersbezoldigingen, buitenlandse beroepsinkomsten) of als u voor het eerst aangifte doet van een buitenlands onroerend goed, een buitenlandse onderhoudsuitkering (ontvangen of betaald) of een buitenlandse lening.

Voor het aangifteformulier verwijzen we naar het Staatsblad van 26 maart: https://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2025/03/26_1.pdf#page=54 (p. 39009 voor deel 1 in het Nederlands voor het Vlaams Gewest, p. 39023 voor deel 1 in het Nederlands voor het Brussels Gewest, p. 39037 voor deel 2 van de aangifte in het Nederlands).