Coronaverlies van 2020 al aftrekken voor 2019?

Alexander De Croo
10/06/20

De regering heeft een tweede wetsontwerp met fiscale coronamaatregelen ingediend in het parlement. Blikvanger is een vorm van achterwaartse verliesverrekening voor bedrijven en zelfstandigen die door de coronacrisis in moeilijkheden gekomen zijn. Zij zouden een eventueel verlies van 2020 al in rekening kunnen brengen in de binnenkort in te dienen belastingaangifte met betrekking tot het voorbije boekjaar.

Stel dat een onderneming in het rood duikt als gevolg van de crisis rond covid-19 en de quarantainemaatregelen. Volgens de normale regels kan ze dat verlies overdragen naar een volgend boekjaar. In het beste geval – namelijk als de onderneming volgend jaar de moeilijkheden al achter de rug heeft en opnieuw winst maakt – kan ze het verlies dan in mindering brengen van de winst van volgend jaar. Dan spreken we over 2021 als het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar. De belastingaangifte over 2021 moet ingediend worden in september 2022 en de eindafrekening gebeurt dan eind 2022 of begin 2023. Dus pas binnen 2 à 2,5 jaar – in het beste geval – zal de onderneming haar verlies van 2020 gedeeltelijk gecompenseerd zien in de belastingfactuur. Dat is natuurlijk maar een magere troost als de onderneming nú die extra financiële middelen goed kan gebruiken.

Vervroegde verliesaftrek

Daarom stelt de regering voor om tijdelijk een alternatieve manier te hanteren om verliezen te verrekenen. Als het parlement ermee instemt, zal het verlies van inkomstenjaar 2020 al in rekening gebracht mogen worden voor inkomstenjaar 2019 (voor de eenvoud veronderstellen we telkens dat het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar). Het gaat dus om een soort “carry back” van verliezen. Daardoor verlaagt de belasting die verschuldigd is voor inkomstenjaar 2019 (aanslagjaar 2020). Een eventueel teveel aan voorafbetalingen zal terugbetaald worden. Technisch is er sprake van een “economische vrijstelling” ten belope van de overgedragen verliezen (personenbelasting) of de aanleg van een tijdelijke vrijgestelde reserve (vennootschapsbelasting).

De keerzijde van de medaille is dat het belastbaar resultaat van 2020, ter compensatie, verhoogd wordt met het bedrag aan verliezen dat men voor 2019 “vervroegd” in aftrek brengt. Stel dat een onderneming in 2019 120.000 euro winst gemaakt heeft maar voor 2020 een verlies verwacht van 100.000 euro. Dan kan die 100.000 euro afgezet worden tegen de belastbare winst van 2019, waardoor die terugvalt op 20.000 en er evenredig minder belasting verschuldigd is. Maar ter compensatie wordt het verlies van 100.000 in 2020 teruggebracht tot nul. Anders zou het verlies nog eens overgedragen kunnen worden naar 2021 en zouden we in totaal een dubbele verliesaftrek krijgen, wat niet de bedoeling is.

Alleen voor bedrijven die geen dividend uitkeren

De maatregel is zowel in de vennootschapsbelasting als in de personenbelasting van toepassing (voor winsten en baten). Maar wie forfaitair belast wordt, komt niet in aanmerking. Ondernemingen die al vóór het begin van de crisis in moeilijkheden verkeerden, zijn eveneens uitgesloten. In de vennootschapsbelasting wordt ook een uitzondering gemaakt voor ondernemingen die dividenden uitkeren, hun kapitaal verminderen, eigen aandelen inkopen of banden hebben met belastingparadijzen in de periode van 12 maart 2020 tot en met de dag waarop ze de aangifte m.b.t. aanslagjaar 2021 indienen.

In de vennootschapsbelasting kan de nieuwe vrijstelling toegepast worden voor boekjaren die worden afgesloten in de periode van 13 maart 2019 tot 12 maart 2020. Het kan dus ook gaan om een “overdracht” van aanslagjaar 2020 naar aanslagjaar 2019 (in de meeste gevallen zal het gaan om een overdracht van aanslagjaar 2021 naar aanslagjaar 2020). Reeds gevestigde aanslagen kunnen herzien worden en reeds ingediende aangiften kunnen nog gewijzigd worden.

Er wordt nog een kwantitatieve beperking opgelegd. Het vrijgestelde bedrag mag niet hoger zijn dan het belastbare resultaat van het belastbare tijdperk en mag (in de vennootschapsbelasting) ook niet meer dan 20 miljoen euro bedragen.

Verwacht verlies

Belangrijk bij dat alles is dat we telkens spreken van het verwachte verlies van 2020. Het verlies moet immers al aangegeven worden in de aangifte voor boekjaar of inkomstenjaar 2019 (aanslagjaar 2020). Als het gaat om vennootschapsbelasting, betreft het dus de aangifte die in de meeste gevallen tegen 24 september 2020 ingediend moet worden. Tegen dan heeft men evident nog geen zicht op het definitieve verlies voor 2020.

Dat betekent meteen ook dat het zou kunnen dat te veel verlies overgedragen wordt naar 2019. En daar schuilt een addertje onder het gras. Want om te ontmoedigen dat op die manier te veel “geoptimaliseerd” wordt, is er een extra sanctie ingebouwd, in de vorm van een bijkomende aanslag of belastingvermeerdering als het werkelijke verlies van 2020 achteraf gezien lager blijkt uit te vallen dan het overgedragen verlies.

Te veel overgedragen: sanctie

Die afzonderlijke aanslag wordt berekend aan een tarief van 2 tot 40%, oplopend naarmate de afwijking tussen het overgedragen en het werkelijke verlies groter is. Er zit wel een veiligheidsmarge op van 10%. Stel dat 110.000 euro overgedragen wordt van 2020 naar 2019 maar dat uiteindelijk blijkt dat het verlies minder groot is en slechts 100.000 bedraagt. Dan is de sanctie niet van toepassing. Maar als 115.000 euro overgedragen zou zijn, wordt er een afzonderlijke aanslag berekend op 5.000 (het gedeelte boven de “tolerantie” dus).

Bij de overdracht moet men ook rekening houden met een andere correctie. Als gevolg van de hervorming van de vennootschapsbelasting is – toch voor grote vennootschappen of afhankelijk van het belastbare inkomen – voor aanslagjaar 2021 veelal een lager tarief van toepassing dan voor aanslagjaar 2020 (25% in plaats van 29,58%). Eenzelfde bedrag aan verliesaftrek levert daardoor voor aanslagjaar 2021 een kleinere belastingbesparing op dan voor aanslagjaar 2020. Maar het is niet de bedoeling dat vennootschappen op die manier een extra voordeel zouden halen uit het doorschuiven van hun verlies naar 2019. Het bedrag van het overgedragen verlies dat bijgeteld wordt bij het resultaat van 2020, wordt daarom verhoogd met 18,32% (bij grote vennootschappen). Daarmee wordt het verschil in belastingtarief gecompenseerd. Bij een overdracht van 100.000 euro naar 2019, wordt dus 118.320 euro toegevoegd aan de belastbare basis van 2020. Dat betekent ook dat de hoger geschetste sanctie sneller van toepassing is. In ons voorbeeld is dat zelfs het geval als het reële verlies overeenstemt met het verwachte verlies. De tolerantiemarge van 10% wordt immers overschreden (118.320 > 110.000). In ons voorbeeld draagt men dus best slechts 84.516 euro over naar 2019, ook al verwacht men een verlies van 100.000 euro. 

De Kamercommissie Financiën heeft op 9 juni het licht op groen gezet, maar het wetsontwerp moet nog besproken en goedgekeurd worden in de plenaire vergadering van het parlement. De maatregel is dus nog niet definitief.

 

Bron: Wetsontwerp houdende fiscale bepalingen ter bevordering van de liquiditeit en solvabiliteit van ondernemingen in het kader van de bestrijding van de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie