Bedrijfsfiets: wat is het voordeel van alle aard voor een iets oudere fiets?

Oude fiets
11/06/25

Een werknemer of een bedrijfsleider die gratis een fiets ter beschikking gesteld krijgt van zijn/haar werkgever of vennootschap voor privégebruik, wordt in principe belast op een voordeel van alle aard. Dat laatste mag berekend worden op basis van wat de fiets kost aan de werkgever. Maar dat wil niet zeggen dat het voordeel nul is voor een fiets die volledig afgeschreven is.

Om het fietsgebruik voor woon-werkverkeer te stimuleren, wordt er geen belastbaar voordeel van alle aard aangerekend voor een fiets die gratis ter beschikking gesteld wordt door de werkgever (of vennootschap) aan een werknemer (of bedrijfsleider) die de fiets gebruikt om naar het werk te rijden. Dat de fiets daarnaast ook gedeeltelijk gebruikt wordt voor privéverplaatsingen, speelt geen rol.

Als de ter beschikking gestelde fiets alleen privé gebruikt wordt, is er daarentegen wel sprake van een belastbaar voordeel van alle aard. De vraag is dan hoe dat voordeel gewaardeerd moet worden.

Voorbeelden in circulaire

De wettelijke regel is dat de “werkelijke waarde bij de verkrijger” de maatstaf is. Maar omdat die formulering rijkelijk abstract is, heeft de fiscus in een circulaire van 28 maart 2024 enkele praktische regels naar voren geschoven.

Hoewel het eigenlijke voordeel bestaat uit de besparing die de werkgever (of bedrijfsleider) realiseert doordat hij/zij een bedrijfsfiets mag gebruiken, aanvaardt de fiscus dat men voor het bepalen van het belastbare voordeel uit mag gaan van de door de werkgever gedragen kosten.

Fiscus verwijst naar afschrijvingen

Voor een leasefiets is de situatie eenvoudig. De kosten bestaan uit de huur of de leasingbijdrage. Voor een fiets die de werkgever zelf aangekocht heeft, bevat de circulaire een voorbeeld waarin de jaarlijkse afschrijving als maatstaf gebruikt wordt. Voor een fiets met een nieuwprijs van 3.500 euro die over vijf jaar afgeschreven wordt, en met een jaarlijks onderhoudscontract van 80 euro, bedraagt het belastbare voordeel van alle aard dus 780 euro per jaar (3.500/5 + 80).

Sommigen leidden daaruit af dat er na vijf jaar, zodra de fiets volledig afgeschreven is, geen belastbaar voordeel meer zou zijn (of hooguit nog van 80 euro per jaar als in ons voorbeeld het onderhoudscontract verlengd wordt).

Ook gebruik van volledig afgeschreven fiets is nog “voordeel”

Maar uit het antwoord op een recente parlementaire vraag blijkt nu dat die redenering niet klopt. De algemene regel blijft dat een voordeel van alle aard bepaald moet worden op basis van de werkelijke waarde voor de verkrijger. Het feit dat (in dit geval) een fiets al volledig afgeschreven is, stelt die regel niet buiten werking, aldus de minister. Hoe dan ook haalt de werknemer nog steeds een “voordeel” uit het gebruik van de fiets.

Bovendien stipt de minister aan dat de circulaire alleen maar voorbeelden geeft en dat men niet verplicht is de methodes uit de circulaire te volgen. De werkelijke waarde van dat voordeel mag men immers vaststellen “rekening houdende met de feitelijke omstandigheden op dat ogenblik, zodat het overeenstemt met de door de werknemer gerealiseerde besparing”.

Meer details geeft de minister ook niet, maar er zijn heel wat alternatieve methodes denkbaar. Zo zou men kunnen uitgaan van de leasing- of huurprijs van een fiets met een vergelijkbare levensduur, of van een (hypothetische) afschrijving over de geschatte werkelijke gebruiksduur.

 

Bron: Mondelinge Vraag nr. 123 van Volksvert. W. Vermeersch van 10 december 2024, (p. 106)