Nieuw belastingstelsel voor auteursrechten: pijn verzacht met overgangsregime
Vanaf 1 januari 2023 wordt het gunstregime voor inkomsten uit auteursrechten op verschillende manieren ingeperkt. Om diegenen die nu al gebruik maken van het stelsel, niet te confronteren met een al te brutale aanpassing, omvat de nieuwe regeling ook een overgangsregime. De belangrijkste nieuwe drempel wordt slechts geleidelijk ingevoerd. En wie niet meer aan de voorwaarden voldoet, kan toch nog een jaar lang gebruik blijven maken van het stelsel, zij het met lagere drempelbedragen.
Over de aanpassing van het fiscale regime voor inkomsten uit de overdracht van auteursrechten hebben we al bericht (zie ons artikel “Fiscaal regime auteursrechten wordt ingrijpend hervormd”). Tijdens het begrotingsconclaaf in oktober heeft de regering besloten om de voorwaarden te verstrengen, zodat minder belastingplichtigen en minder inkomsten onder het gunstregime zouden vallen. De maatregel is opgenomen in het ontwerp van programmawet, dat eerstdaags goedgekeurd wordt in de Kamer.
Hoewel de nieuwe regeling formeel in werking treedt op 1 januari 2023, wil dat niet zeggen dat er voor velen abrupt een einde komt aan de toepassing van het regime op die datum.
Nog jaar respijt
Wie niet meer aan de nieuwe voorwaarden voldoet, maar nu al gebruik maakt van het gunststelsel, krijgt immers nog een jaar respijt. Die categorie zal het regime nog een jaar lang kunnen toepassen (d.w.z. voor aanslagjaar 2024), dus tot 31 december 2023.
Er zijn wel enkele bijkomende beperkingen. Het algemene plafond van 64.070 euro voor inkomsten uit auteursrechten wordt namelijk gehalveerd. Dat wil zeggen dat de inkomsten nog slechts tot (ca.) 32.035 i.p.v. 64.070 euro altijd behandeld zullen worden als roerende inkomsten, zelfs al is er een professioneel aspect. Boven dat bedrag kan de fiscus desgevallend de inkomsten uit auteursrechten belasten als beroepsinkomsten (alle in dit artikel genoemde bedragen betreffen geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 2023; de bedragen voor volgend jaar zullen dus een stukje hoger liggen).
Kostenforfait
Voorts wordt geknipt in het genereuze kostenforfait bij diegenen die onder de overgangsbepaling vallen. De algemene regel (waar de programmawet niets aan verandert) is dat forfaitair 50% kosten afgetrokken mogen worden van het inkomen in de eerste schijf tot 17.090 euro, en 25% in de tweede schijf tot 34.170 euro. Ook die drempelbedragen worden gehalveerd. Dat betekent dat op een inkomen van 17.090 euro, de effectieve belastingdruk stijgt van 7,5% tot 9,4% (15% van (8.545 min 50%) op de eerste schijf van 8.545 = 7,5%, en 15% van (8.545 min 25%) op de tweede schijf van 8.545 = 11,25%, wat een gemiddeld effectief belastingtarief oplevert van 9,375%).
30/70-regel is eerst nog 50/50 en 40/60
Daarnaast is er nog een overgangsbepaling die voor iedereen geldt, ook voor diegenen die aan de nieuwe voorwaarden voldoen en dus geen nood hebben aan de hierboven beschreven uitdoofperiode. Een van de opvallendste regels binnen het nieuwe stelsel is een 30%-grens voor het aandeel van de inkomsten uit auteursrechten in de totale vergoeding. Als de overdracht van de auteursrechten gepaard gaat met een “geleverde prestatie”, schrijft de nieuwe wet immers voor dat minstens 70% van de vergoeding geacht wordt betaald te zijn voor die fysieke “prestatie” en dat dus maximaal 30% belast kan worden onder het regime voor auteursrechten.
Maar omdat heel wat belastingplichtigen op dit moment een gunstigere verhouding toepassen (denk maar aan de 50/50-opsplitsing in de collectieve ruling voor freelancejournalisten), wordt de nieuwe 30/70-regel gefaseerd ingevoerd. Voor inkomstenjaar 2023 (aanslagjaar 2024) mag nog uitgegaan worden van een aandeel van 50% voor auteursrechten en voor inkomstenjaar 2024 (aanslagjaar 2025) van 40%. Pas vanaf 2026 wordt dat percentage definitief op 30% gebracht.