Fitnesscentra: er is haast bij om BTW terug te vragen

Fitness centrum
26/12/22

Het Europese Hof van Justitie heeft het standpunt van de Belgische fiscus afgekeurd over de toepassing van het BTW-tarief van 21% op groepslessen en begeleiding in sportinrichtingen en met name in fitnesscentra. In de meeste gevallen volstaat 6% BTW. De fiscus laat nu officieel weten dat hij zich neerlegt bij dat arrest. Hij laat ook weten dat de BTW die in het verleden te veel is aangerekend, teruggevraagd kan worden. Met betrekking tot 2019 is er dan wel haast bij: een teruggaaf vragen kan nog maar tot 31 december 2022.

Volgens de Europese regels mag een verlaagd BTW-tarief toegepast worden op het verlenen van “toegang” tot sportaccommodatie. Maar de Belgische fiscus interpreteerde die bepaling in enge zin. Als er meer bij komt kijken dan alleen maar “toegang verlenen”, was volgens de fiscus niet het verlaagde tarief van 6% van toepassing maar moest 21% BTW aangerekend worden. Dat was met name het geval als het ging om groepslessen of personal training in fitnesscentra. Als de prijs niet uitgesplitst was, primeerde volgens de fiscus het hoogste tarief. Dus als de fitnesser één prijs betaalde voor een formule die zowel het vrije gebruik van de fitnesstoestellen inhield als bijvoorbeeld de mogelijkheid om deel te nemen aan groepslessen, dan moest volgens de fiscus 21% BTW aangerekend worden.

Hoofdzaak en bijzaak

Het standpunt van de fiscus leidde tot een rechtszaak, die uitmondde in een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de EU. Dat Hof ziet niet zo graag dat handelingen opgesplitst worden voor de BTW. Als verschillende samenhangende diensten aangeboden worden als één pakket, dan moeten die ook voor de BTW bij voorkeur als één geheel behandeld worden. Concreet: als de toegang tot de fitnessruimte de hoofdzaak is, en het volgen van groepslessen slechts een bijkomstigheid, dan moet voor het geheel hat tarief van de hoofdzaak aangerekend worden, met name de “toegang” tot de sportinrichting. Dezelfde redenering geldt voor begeleiding van een personal trainer of een ander personeelslid van het fitnesscentrum: als de begeleiding nodig is om gebruik te kunnen maken van de fitnesstoestellen, dan is die begeleiding een ‘bijzaak’ en kan die het toepasselijke BTW-tarief niet bepalen.

Het Europese Hof verwijst de zaak door naar de Belgische rechter, die de feiten nu moet toetsen aan de principes. Een einduitspraak is er dus nog niet. Maar de fiscus heeft daarop niet gewacht om zijn standpunt bij te sturen.

Fiscus draait bij

Hij kondigt nu aan dat op een toegangsticket of een abonnement voor een “sportinrichting”, zoals een fitnesscentrum, voortaan 6% aangerekend mag worden op het totaal. Daarvoor worden drie voorwaarden gesteld:

- als de klant persoonlijke begeleiding en/of groepslessen aangeboden krijgt, moet dat komen bovenop het verlenen van toegang tot de sportinrichting.

- de klant moet ook toegang hebben tot de sportinrichting buiten de uren van de begeleiding en/of de groepslessen.

- de klant kan op die momenten zelfstandig (dus zonder persoonlijke begeleiding en buiten de groepslessen) gebruik maken van de sportinrichting.

Ook voor het verleden

Belangrijk is dat de fiscus toegeeft dat die wijziging ook voor het verleden geldt. Gelet op de normale termijnen, kan men nog teruggaan tot 2019. Men kan dus nog teruggaaf vragen van de BTW die in 2019 te veel is afgedragen. Daar is dan wel haast bij: BTW van 2019 moet uiterlijk op 31 december 2022 teruggevraagd worden (voor 2020 tot 2022 is het minder dringend).

Verbeterende aangifte of gewoon brief

Er zijn twee opties om de teruggaaf voor het kalenderjaar 2019 te vragen (als het te laat is om dat te doen via de periodieke aangifte).

Een eerste mogelijkheid is een brief aan de bevoegde dienst beheer, uiterlijk op 31 december 2022 te verzenden. Nadien moet u dan nog wel het bedrag van de teruggaaf opnemen in rooster 62 van de periodieke aangifte voor het vierde kwartaal 2022 of december 2022 (die tegen 20 januari 2023 ingediend moet worden).

De tweede optie is een verbeterende aangifte voor het derde kwartaal of voor november, eveneens uiterlijk op 31 december 2022 in te dienen. Die verbeterende aangifte vervangt dan de reeds ingediende aangifte voor het derde van kwartaal van 2022 of november 2022.

Goed nieuws voor de uitbaters is tevens dat de fiscus niet als voorwaarde stelt dat de te veel aangerekende BTW ook teruggegeven moet worden aan de klanten. Niet alleen zou dat praktisch bijna onwerkbaar zijn, het is ook niet meer in overeenstemming met de recente rechtspraak van het Hof van Justitie. Voor dergelijke activiteiten kunnen we er immers van uitgaan dat de klant kijkt naar de totaalprijs (inclusief BTW): dat is de prijs die hij bereid is te betalen, los van het BTW-tarief. Het zou bovendien kunnen dat de uitbater klanten verloren is door de hogere prijzen die in het verleden het gevolg waren van aanrekening van een hogere (te hoge) BTW. Dat wil zeggen dat de terugbetaling van die BTW door de overheid aan de BTW-plichtige voor die laatste geen “onrechtmatige verrijking” uitmaakt.

 

Klik voor voor bron