Belastingregime diverse inkomsten houdt stand voor Grondwettelijk Hof

afbeelding van bitcoin
07/03/22

Een wet moet voldoende duidelijk zijn, zodat de burgers weten waar ze aan toe zijn. Een belastingplichtige vond artikel 90, 1° van het WIB 1992 – over de “diverse inkomsten” – een schoolvoorbeeld van een bepaling die niet aan die vereisten voldoet. Daarom vroeg hij het Grondwettelijk Hof het betreffende artikel te vernietigen. Maar daar gaat het Hof niet in mee. Ondanks de oeverloze polemieken vindt het Hof die bepaling duidelijk genoeg.

Occasionele winsten of baten die geen beroepsinkomen vormen, zijn in principe belastbaar als een divers inkomen (artikel 90, 1° WIB 1992). Er wordt in hetzelfde wetsartikel wel een uitzondering gemaakt voor “normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen bestaande uit onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen”.

Diverse inkomsten zijn belastbaar aan 33%. Inkomsten uit normaal beheer van een privévermogen daarentegen blijven vrij van belasting. Het probleem is dat het onderscheid tussen beide categorieën vaak niet zo duidelijk is. En dat leidt dan weer tot eindeloze betwistingen en talloze rechtszaken.

Wet moet voorzienbaar zijn

Niet alleen praktisch maar ook principieel is dat een probleem. Want er bestaat zoiets als het principe van de voorzienbaarheid van de belastingwet. Dat wil zeggen dat de belastingplichtige met een zekere mate van nauwkeurigheid moet kunnen voorspellen welke concrete impact een bepaalde fiscale regel heeft op zijn situatie. Als dat niet het geval is, bijvoorbeeld omdat de wet te vaag geformuleerd is, dan is de betreffende wet in principe niet verenigbaar met het fiscale legaliteitsbeginsel (of wettelijkheidsbeginsel). Dat houdt immers in dat een belasting alleen door de wetgever ingevoerd kan worden. Bepalen wat belastbaar is, kan dus niet overgelaten worden aan bijvoorbeeld een belastingambtenaar die volledig naar eigen inzicht een invulling zou moeten geven aan een bepaling waar men eigenlijk alle kanten mee uit kan. Een dergelijke vage wet zou ongrondwettelijk zijn wegens schending van het grondwettelijke legaliteitsbeginsel en kan dus vernietigd worden door het Grondwettelijk Hof, aldus de redenering.

Er is al vaak geopperd dat die argumentatie toegepast kan worden op artikel 90, 1° van het WIB 1992, de zeer algemeen geformuleerde bepaling over diverse inkomsten. De fiscus poogt aan de hand van die bepaling bijvoorbeeld vaak meerwaarden op aandelen of winsten uit vastgoedtransacties of de opbrengst van speculaties met bitcoin te belasten. De belastingplichtige gaat daartegen dan in het verweer door de uitzondering voor “normaal beheer” in te roepen. Maar de grens tussen beide is allesbehalve duidelijk. Het woordje “normaal” is niet bepaald glashelder en ook het begrip “goede huisvader”, dat daarbij vaak als criterium gebruikt wordt, is nogal rekbaar.

Maar marge voor interpretatie mag er zijn

Het Grondwettelijk Hof heeft zich nu effectief moeten uitspreken over die kwestie, naar aanleiding van een prejudiciële vraag van het Hof van Cassatie.

Voor veel drama zorgt het Hof niet met zijn arrest, want het ziet geen schending van het legaliteitsbeginsel. Het beginsel van voorspelbaarheid of voorzienbaarheid van de wet – dus dat een wet voldoende duidelijk moet zijn – belet niet dat er een zekere interpretatiemarge mag zijn, die dan door de fiscus of door de rechter ingevuld wordt. Een wet die alles met uiterste precisie vastlegt, zou trouwens tot gevolg hebben dat men vervalt in een overdreven rigiditeit, aldus het Hof, waardoor er geen rekening kan worden gehouden met veranderende omstandigheden of nieuwe opvattingen. De diverse inkomsten betreffen bovendien zoveel sterk uiteenlopende situaties dat het ondoenbaar zou zijn die allemaal precies aan te wijzen.

“Voldoende duidelijk” wil overigens niet zeggen dat het voor een belastingplichtige onmiddellijk, op het eerste gezicht duidelijk moet zijn wat een bepaalde bepaling voor hem/haar betekent. Het volstaat dat zijn fiscale situatie duidelijk wordt na het inwinnen van deskundig fiscaal advies.

Een bijkomende reden om te concluderen dat het legaliteitsbeginsel niet geschonden is volgens het Grondwettelijk Hof, is dat de belastingplichtige extra beschermd is dankzij het rulingstelsel. Hij/zij kan altijd nog een ruling vragen aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen als hij/zij niet zeker is van de toepasselijkheid van artikel 90, 1° of van de uitzondering voor normaal beheer op zijn/haar concrete situatie.

Opnieuw geen vernietiging

Bij een eerdere gelegenheid had het Hof ook al geoordeeld dat artikel 90, 1° van het WIB 1992 niet ongrondwettelijk is. De vraag was toen of het niet discriminerend is dat de uitzondering voor normaal beheer alleen van toepassing is op “onroerende goederen, portefeuillewaarden en roerende voorwerpen”, en dus niet op bijvoorbeeld knowhow of een handelsfonds (geen roerende “voorwerpen”). Maar het Hof zag ook toen geen probleem. De wetgever wou de uitzondering beperken tot goederen die normalerwijze het privévermogen van een goede huisvader omvatten, en het stond de wetgever vrij om te oordelen dat een dergelijk privévermogen alleen de in de wet genoemde drie categorieën omvat, aldus het Hof (arrest nr. 74/2017 van 15 juni 2017).

 

Bron: arrest nr. 31/2022 van het Grondwettelijk Hof van 24 februari 2022