Belastingkrediet voor werkgevers die groter deel treinabonnement terugbetalen aan werknemers

trein
10/09/24

Werkgevers die nog geen 79,3% van een treinabonnement terugbetalen aan hun werknemers, krijgen een belastingkrediet van maximaal 7,5% van de prijs van het abonnement als ze de terugbetaling verhogen in de periode 2024-2027.

Onlangs is een belastingvoordeel ingevoerd voor werkgevers die aan hun personeel een hogere fietsvergoeding uitbetalen (zie ons artikel “Fietsen fiscaal aangemoedigd met twee nieuwe belastingkredieten en hogere kilometervergoeding”). In dezelfde filosofie is er nu ook een “belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement”.

Om het gebruik van de trein door pendelaars aan te moedigen, bestaat er nu al de zogenaamde derdebetalersregeling. Dat houdt in dat de werkgever 80% van de prijs van het treinabonnement terugbetaalt, en dat de overheid de resterende 20% bijpast. Er is echter ook een grote groep werknemers (44%) die minder dan 80% van de kosten van hun abonnement terugbetaald krijgen (en voor wie de overheid niets bijpast als gevolg daarvan). Voor die groep is de nieuwe maatregel bedoeld. Met een belastingvoordeel worden de werkgevers aangemoedigd om méér terug te betalen aan hun werknemers dan ze vandaag doen.

Het zogenaamde wettelijke minimum voor de terugbetaling schommelt vandaag de dag rond de 56% (al naargelang de afstand en het type abonnement). Werkgevers die dat percentage optrekken, hebben recht op een belastingkrediet, weliswaar met een maximum van 7,5%. Bijkomende voorwaarde is dat de verhoging minstens tot 79,3% gaat. Het referentietijdstip is 31 december 2023. Dus als de werkgever op die datum 75% terugbetaalde van de prijs van een abonnement, en hij trekt dat percentage nu op tot 80%, geeft 5% recht op een belastingkrediet. Met een abonnementsprijs van bijvoorbeeld 2.000 euro, bedraagt het belastingkrediet dan 100 euro. Als de werkgever zijn tussenkomst verhoogt tot 85%, geeft 7,5% aanleiding tot een belastingkrediet (van 150 euro in ons voorbeeld). Als de verhoging niet verder gaat dan 75%, is er geen belastingkrediet.

Tweede klasse

De regeling is van toepassing op treinabonnementen voor woon-werkverkeer op naam van een werknemer voor een bepaalde route (vaste opstap- en afstapplaats). Zowel standaardabonnementen voor 1, 3 of 12 maanden, halftijdse abonnementen voor 5 retourreizen in een periode van 15 dagen als flex-abonnementen voor een bepaald aantal reisdagen in een periode van 1 of 12 maanden komen in aanmerking. Treinkaarten waaraan een abonnement voor bus of tram gekoppeld is (gecombineerde abonnementen), komen ook in aanmerking, maar dan enkel voor het treingedeelte (de berekening wordt toegelicht in het Koninklijk besluit van 17 juli 2024, Staatsblad van 24 juli 2024). Hetzelfde geldt voor citypassen, voor het gebruik van het openbaar vervoer in een bepaalde stad of stadsregio (geïntegreerde abonnementen).

Het gaat echter alleen om een treinabonnement in tweede klasse. Desgevallend wordt het bedrag van de tussenkomst dat meetelt voor het belastingkrediet, beperkt tot het bedrag dat nodig is voor een tweedeklasseabonnement. De (verhoogde) tussenkomst van de werkgever moet bovendien vastgelegd zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst en moet gelden zonder beperking in de tijd.

Het bedrag van de tussenkomst dat recht geeft op het belastingkrediet, is geen aftrekbare beroepskost, om een dubbel voordeel te vermijden.

De maatregel is zowel van toepassing in de personenbelasting als in de vennootschapsbelasting en de rechtspersonenbelasting. Hij treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2024. De maatregel is tijdelijk en loopt af eind 2027.

Bron: Wet van 12 mei 2024 houdende diverse fis­cale bepalingen, Belgisch Staatsblad van 29 mei 2024 (art. 56-61)