Aftrek van buitenlandse successierechten nu ook voor roerende goederen

wetboek
05/05/23

De Vlaamse regelgeving inzake erfbelasting wordt in overeenstemming gebracht met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (en de administratieve praktijk). Een vermindering voor in het buitenland betaalde successierechten wordt voortaan ook toegestaan voor onroerende goederen, niet meer alleen voor vastgoed. In Brussel is een soortgelijke regeling van toepassing.

De erfbelasting wordt berekend op de volledige nalatenschap, met inbegrip van bezittingen in het buitenland. Dat levert een risico op dubbele belasting op omdat ook in het buitenland misschien successierechten geheven worden op de goederen die daar gesitueerd zijn. Daarom geldt al van oudsher de regel dat de Belgische successierechten verminderd worden met de rechten die in het buitenland betaald zijn op buitenlandse onroerende goederen die deel uitmaken van de nalatenschap van een Belgisch inwoner. Op die manier wordt dubbele belasting vermeden.

Maar die regel was niet van toepassing op roerende goederen (zoals financiële producten, aandelen, kunst, oldtimers). De redenering was dat die gemakkelijk verplaatst kunnen worden. Goederen die inderhaast nog naar het buitenland overgebracht worden, zouden op die manier ontsnappen aan belasting in België. Bovendien heffen sommige landen geen successierechten op roerende eigendom van buitenlanders, zodat het probleem van dubbele belasting minder nijpend is voor die categorie van goederen.

Discriminatie

Maar het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen werd enige tijd geleden aangevochten door de erfgenamen van een Belg die in Spanje vastgoed bezat en er geld had staan op een bankrekening. Op beide werden Spaanse successierechten aangerekend, maar alleen voor het eerste kon dubbele belasting vermeden worden door een vermindering van de in eigen land te betalen erfbelasting. De erfgenamen zagen daarin een discriminatie en legden de kwestie voor aan de rechtbank.

Uiteindelijk belandde de zaak bij het Grondwettelijk Hof, dat op 3 juni 2021 uitspraak deed in het voordeel van de belastingplichtigen (arrest nr. 80/2021). Het evidente verschil in behandeling is op zich niet noodzakelijk het probleem, evenmin als het risico op dubbele belasting, maar wel het feit dat de motivatie van de wetgever voor dat verschil niet (meer) overtuigt. De regeling die de vermindering toestaat voor buitenlandse onroerende goederen maar niet voor roerende goederen, dateert immers in oorsprong van een eeuw geleden, en het Hof vindt dat de argumenten die toen aangehaald werden, niet meer opgaan in de huidige context, die nog in weinig te vergelijken is met de situatie van 100 jaar geleden. Het gaat dan onder meer over de overweging dat het moeilijk zou zijn om zekerheid te krijgen over de betaling van buitenlandse belasting. Dat lijkt vandaag de dag nog nauwelijks een probleem. Conclusie van het Grondwettelijk Hof: er mag geen onderscheid gemaakt worden tussen buitenlandse onroerende en roerende goederen.

Inwerkingtreding

Een wetswijziging was dus nodig. In het Vlaams Gewest is dat nu gebeurd met een decreet van 9 december 2022 (gepubliceerd in het Staatsblad op 20 december 2022), dat de voor Vlaanderen relevante bepaling aanpast (artikel 2.7.5.0.4, eerste lid van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). Daarin wordt nu gesproken van “goederen” in het algemeen, dus zonder onderscheid tussen roerende of onroerende goederen.

Formeel is de nieuwe regeling van toepassing vanaf 30 december 2022 (10 dagen na publicatie), d.w.z. voor nalatenschappen die openvallen vanaf die datum. Maar in de praktijk verandert er weinig. Vlabel (de Vlaamse belastingdienst) paste het arrest van het Grondwettelijk Hof immers al toe en verleende dus in principe ook al een vermindering voor buitenlandse roerende goederen.

Verrekening

De maatregel behelst, voor alle duidelijkheid, geen vrijstelling van erfbelasting voor buitenlandse goederen, alleen een vermindering (verrekening) ten belope van wat in het buitenland betaald is. Als er in het buitenland een laag tarief aangerekend wordt, zal er voor het verschil nog altijd erfbelasting verschuldigd zijn in België. Bovendien geldt de vermindering alleen voor de erfbelasting op het betrokken goed zelf. Dat betekent dat, als de buitenlandse belasting hoger is dan de Belgische, het verschil niet afgetrokken kan worden van de erfbelasting op de rest van de nalatenschap.

Er zijn ook formaliteiten te vervullen. De belastingplichtigen moeten kunnen bewijzen dat er effectief rechten betaald zijn in het buitenland. Dat veronderstelt dat ze een betalingsbewijs moeten voorleggen, en een door de buitenlandse belastingadministratie voor echt verklaard afschrift van de buitenlandse aangifte van nalatenschap en van de berekening van de buitenlandse successierechten.

Andere gewesten

Het arrest van het Grondwettelijk Hof betrof een zaak van Vlaamse erfbelasting. Maar de redenering van het Hof gaat evengoed op voor de gelijkluidende regeling in de twee andere gewesten. Het verwondert dan ook niet dat de regels niet alleen aangepast zijn in het Vlaams Gewest. Ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft zich al geconformeerd aan het arrest van het Grondwettelijk Hof. Ook daar worden de in het buitenland betaalde successierechten op roerende goederen dus verrekend met de hier te betalen rechten. In het Waals Gewest daarentegen zijn de regels nog niet aangepast.