Hogere aftrek voor laadpalen voor elektrische auto’s

een laadpalen park
29/11/21

De installatie van laadstations voor elektrische wagens door bedrijven wordt voortaan op twee manieren gestimuleerd. De aftrek van de kosten wordt losgekoppeld van het aftrekpercentage dat geldt voor de auto die er elektriciteit “tankt”. En specifiek voor publiek toegankelijke laadstations die in de komende drie jaar geïnstalleerd worden, kan een verhoogde aftrek van 200% of 150% toegepast worden.

In de huidige situatie worden de kosten van een laadpaal beschouwd als een gewone autokost en dus onderworpen aan dezelfde aftrekbeperkingen. Dat wil zeggen dat in principe gekeken moet worden naar het aftrekregime voor de auto die komt opladen. Dat kan een volledig elektrische auto zijn, waarvan de kosten voorlopig nog voor 100% aftrekbaar zijn (vanaf 2027 eventueel niet meer). Maar het kan ook een plug-in hybride zijn, waarvoor een lager percentage van toepassing is. Of het kan gaan om een auto van een klant, waarvoor dan weer geen aftrekbeperking geldt.

Eenvormig 100% aftrek

In de praktijk is het ondoenbaar om dat onderscheid telkens te maken. Vandaar dat de wetgeving binnenkort vereenvoudigd wordt. De kosten voor een laadstation zullen dan eenvormig aftrekbaar zijn aan 100%, met ingang van aanslagjaar 2022.

Vanaf 2030 wordt het aftrekpercentage weliswaar teruggebracht tot 75%. Ook voor volledig elektrische (nieuwe) auto’s zal dan immers geen volledige aftrek meer mogelijk zijn (zie ons artikel “Autofiscaliteit wordt grondig hervormd”).

Tijdelijk verhoogde aftrek voor afschrijving nieuwe installaties

Dat wordt de nieuwe algemene regel. Maar specifiek voor laadstations die geïnstalleerd worden in de periode van 1 september 2021 tot 31 augustus 2024 komt er nog een extra stimulans in de vorm van een verhoogde aftrek:

  • een aftrek van 200% van 1 september 2021 tot 31 december 2022
  • een aftrek van 150% van 1 januari 2023 tot 31 augustus 2024.

Die percentages zijn alleen van toepassing op de afschrijvingen. Ze gelden dus alleen voor de aanschaffingswaarde en niet voor de gebruikskosten. En er zijn nog twee duidelijke voorwaarden.

Het moet ten eerste gaan om “intelligente” laadstations. Dat wil zeggen dat het mogelijk moet zijn om de start en de duurtijd van het opladen te beheren in functie van het piekverbruik, zodat het opladen van elektrische voertuigen de werking van het elektriciteitsnet niet in gevaar kan brengen. Een intelligent stuurbaar laadstation maakt het mogelijk het verbruik te synchroniseren met de eigen productie en met het aanbod op het net.

Publiek toegankelijk (en vindbaar)

Voorts moet het laadstation voor het publiek toegankelijk zijn. De regering denkt dus in de eerste plaats aan laadpalen op vrij toegankelijke parkeerterreinen van winkelcentra, supermarkten en kantoren. Een laadstation wordt als publiek toegankelijk beschouwd wanneer iedereen met een elektrische auto er gebruik van kan maken (minstens) gedurende de gangbare openingstijden van de onderneming ofwel de gangbare sluitingstijden van de onderneming. Het blijft dus mogelijk om het parkeerterrein van het bedrijf te reserveren voor de eigen werknemers of klanten gedurende de normale kantooruren en alleen daarbuiten vreemden toe te laten.

Er is wel nog een bijkomende vereiste. Een laadstation wordt pas als openbaar beschouwd wanneer potentiële gebruikers het kunnen vinden. Het moet met name vermeld staan op de site eafo.eu, die alle beschikbare laadpalen oplijst. Een onderneming die de verhoogde aftrek wil toepassen, moet het laadstation daarom aanmelden bij de FOD Financiën. Die zorgt er dan verder voor dat de informatie op eafo.eu terecht komt. De belastingplichtige moet daarom ook toestemming geven voor die vermelding op eafo.eu.

Beide maatregelen maken deel uit van het wetsontwerp over de vergroening van de autofiscaliteit dat al in het voorjaar aangekondigd was (zie ons artikel “Autofiscaliteit wordt grondig hervormd”) en intussen ook ingediend is in het parlement.

 

Bron: wetsontwerp houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit en Parl. Vr. 517 van Vincent Scourneau van 30 juni 2021, (p. 275)