Autokosten: hoe voordeel alle aard aanrekenen op 50% aftrekbare brandstofkosten?

benzine
10/09/24

De aloude 30/70-regel mag volgens de minister nog altijd gebruikt worden om te bepalen welk deel van de autokosten overeenstemt met brandstofkosten bij het aanrekenen van een voordeel van alle aard. Dat kan een groot verschil maken omdat die laatste kosten sinds 2023 nog maar voor 50% aftrekbaar zijn bij plug-in hybrides. De minister stelt daarnaast ook een alternatieve berekeningswijze voor.

De “vergroening” van de autofiscaliteit die sinds vorig jaar van kracht is, omvat ook een speciale regeling voor de brandstofkosten van zogenaamde stekkerhybrides (oplaadbare hybride auto’s of plug-in hybrides, PHEV’s in het vakjargon). Het algemene aftrekpercentage voor dat type auto’s wordt zoals voorheen bepaald in functie van de officiële CO2-uitstoot. Voor stekkerhybrides ligt dat vaak op 100% (dat percentage wordt weliswaar, voor auto’s die zijn gekocht of geleased vanaf 1 juli 2023, geleidelijk afgebouwd in de jaren 2025 tot 2028 en zal terugvallen op nul vanaf 2029). Maar specifiek voor brandstofkosten werd een afwijkend aftrekpercentage geïntroduceerd: 50% (maximaal 50%, want als het algemene aftrekpercentage lager zou zijn, is dat laatste van toepassing; dat kan bijv. bij een uitstoot boven 200 g/km of vanaf 2025).

Bestaan van twee aftrekpercentages creëert praktisch probleem

Die nieuwe grens van 50% was geïnspireerd door de vaststelling (of de vrees) dat veel gebruikers van stekkerhybrides geen gebruik maken van de oplaadmogelijkheid en dus hoofdzakelijk op benzine of diesel rondrijden. De specifieke aftrekbeperking voor brandstofkosten moet dat ontraden en hen ertoe aanzetten zoveel mogelijk op elektriciteit te rijden. Elektriciteit wordt dus, voor alle duidelijkheid, niet beschouwd als een brandstofkost. De beperkte aftrek van 50% geldt alleen voor de kosten van tankbeurten met benzine of diesel.

Het gevolg is dat er twee verschillende aftrekpercentages van toepassing zijn op de kosten voor een stekkerhybride. Op zich is dat nog geen groot probleem. Maar er is ook de regel dat het voordeel van alle aard (waarop de gebruiker van de auto belast wordt) in mindering mag komen van de autokosten. Ten belope van dat voordeel van alle aard is er immers geen sprake van een autokost maar van een loonkost. Eventuele aftrekbeperkingen voor autokosten zijn dus niet van toepassing. En dan is het van groot belang te weten op welk deel van de autokosten we het voordeel van alle aard mogen of moeten aanrekenen. Ten belope van die aanrekening wordt de afrekbeperking voor autokosten immers buiten spel gezet.

Voorbeeld

Stel dat we te maken hebben met een plug-in hybride bedrijfswagen die is aangekocht in 2024 en waarvoor een voordeel van alle aard aangerekend wordt van 2.000 euro. De totale autokosten bedragen 6.000 euro per jaar, waarvan 2.400 brandstofkosten (benzine). Het algemene aftrekpercentage op basis van de uitstoot bedraagt 100%. Maar omdat voor de brandstofkosten het afwijkende aftrekpercentage van 50% geldt, zou in principe 1.200 euro (50% van 2.400) in verworpen uitgaven opgenomen moeten worden. Daarbij moet echter, zoals uitgelegd, ook rekening gehouden worden met het voordeel van alle aard, dat in mindering mag komen van de autokosten. Maar welk deel van de autokosten? Puur hypothetisch gesteld: als we het bedrag van het voordeel alleen in mindering zouden mogen brengen van de “overige” autokosten, blijven we zitten met 1.200 euro in verworpen uitgaven. In het omgekeerde geval hebben we geluk en zou er helemaal niets meer in verworpen uitgaven terecht komen.

30% van voordeel alle aard aanrekenen op brandstofkosten

We moeten dus weten welk deel van het voordeel van alle aard overeenstemt met de brandstofkosten en welk deel met de “overige” autokosten. Daarvoor mag uitgegaan worden van een “pragmatische oplossing” in de vorm van de 30/70-regel. Dat bevestigt de minister van Financiën nu. Die regel werd ook al toegepast in het verleden, toen er ook een apart aftrekpercentage bestond voor brandstofkosten, maar verloor daarna zijn relevantie en raakte daardoor een beetje in vergetelheid. Maar het lijkt niet meer dan logisch dat hij nu opnieuw opgevist wordt.

Om terug te keren naar ons voorbeeld: toepassing van de 30/70-regel houdt in dat 30% van het voordeel van alle aard geacht wordt overeen te stemmen met brandstofkosten en dus in die mate in mindering komt van de brandstofkosten. 30% van 2.000 = 600. De beperkt aftrekbare brandstofkosten bedragen dus 2.400 – 600 =  1.800. Daarvan moet 50% of 900 euro opgenomen worden in verworpen uitgaven.

Alternatief: uitgaan van werkelijke verhouding

De minister laat echter ook een alternatieve methode toe. “Een uitsplitsing op basis van de werkelijke verhouding van enerzijds de benzine- en dieselkosten en anderzijds de andere autokosten in de totale autokosten is evenwel ook toegelaten.” We zouden dat een uitsplitsing op basis van de werkelijke kosten kunnen noemen in plaats van een forfaitaire 30/70-uitsplitsing.

In ons voorbeeld, met een kilometervreter, is die methode het interessantst, want dan zou slechts 800 euro aan kosten verworpen worden. Het werkelijke aandeel van de brandstofkosten in de totale autokosten is 40% (2.400/6.000). 40% van 2.000 = 800. De beperkt aftrekbare brandstofkosten bedragen dus 2.400 – 800 =  1.600. Daarvan moet 50% of 800 euro opgenomen worden in verworpen uitgaven.

Wie relatief weinig kilometers aflegt en dus lage brandstofkosten heeft, of wie hoofdzakelijk elektrisch rijdt, heeft echter baat bij de forfaitaire methode op basis van de 30/70-regel.

Forfaitaire kilometervergoeding

De 30/70-regel is ook van belang voor werkgevers die een forfaitaire kilometervergoeding toekennen aan werknemers die hun eigen auto gebruiken voor het werk. Ook in dat geval mag er gemakshalve van uitgegaan worden dat 30% van de vergoeding overeenstemt met brandstofkosten en dat in die mate de aftrekbeperking tot 50% van toepassing is. Voor alle duidelijkheid: dat geldt alleen als de auto van de werknemer een stekkerhybride is.

Tot slot merken we nog op dat de regel dat het voordeel van alle aard in mindering komt van de autokosten, ook van toepassing is als er geen effectief belastbaar voordeel is omdat de gebruiker van de auto een bijdrage betaalt aan de werkgever of de vennootschap.

Bron: Parl. Vr. nr. 1869 van Volksvertegenwoordiger W. Vermeersch van 22 januari 2024(p. 173)