Nieuwe antimisbruikbepaling: fiscus krijgt opnieuw ongelijk

06/05/20

10/02/2020 - In een tweede arrest over het herschreven artikel 344, §1 van het WIB 1992 komt het Hof van Beroep tot dezelfde conclusie als in zijn eerste arrest: de fiscus kan de algemene antimisbruikbepaling niet toepassen. Meer bepaald verschilt het Hof van mening met de fiscus over de inwerkingtreding van de nieuwe bepaling in de situatie waarin het misbruik bestaat uit een samenhangend geheel van handelingen.

De in 2012 ingevoerde nieuwe versie van de zogenaamde algemene antimisbruikbepaling (artikel 344, §1 van het WIB 1992) leek de fiscus veel meer slagkracht te geven dan de oude versie. Op basis van dat artikel zou de fiscus, als hij fiscaal misbruik vaststelt, een handeling van een belastingplichtige kunnen negeren en belastingen heffen alsof die handeling niet was gesteld.
De eerste vonnissen van rechtbanken van eerste aanleg leken de verwachtingen te bevestigen. De fiscus haalde in heel wat zaken zijn slag thuis. Maar om een echt beeld te krijgen van de impact van de nieuwe antimisbruikbepaling, was het wachten op de eerste arresten van de hoven van beroep.

Eind vorig jaar was het eindelijk zover. En het allereerste arrest over het herschreven artikel 344, §1 leek al meteen de trend te keren. Op 1 oktober 2019 werd de fiscus teruggefloten door het Hof van Beroep te Gent (zie ons artikel “Nieuwe antimisbruikbepaling: fiscus krijgt dan toch ongelijk”).

Nu is er een tweede arrest, van hetzelfde Hof van Beroep. En dat is alweer negatief voor de fiscus.

Discussie over inwerkingtreding

De discussie bleef echter beperkt tot de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 344, §1. De zaak betrof een meerwaarde op aandelen die in 2012 gerealiseerd was door een apotheker in persoonlijke naam. Maar de meerwaarde was het gevolg van een constructie die opgezet was in de jaren daarvoor.

Nu is de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 344, §1 nogal omslachtig geformuleerd. De bepaling is van toepassing “vanaf aanslagjaar 2013, alsmede op rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen die zijn gesteld tijdens een belastbaar tijdperk dat afsluit ten vroegste op 6 april 2012 en is verbonden aan het aanslagjaar 2012”. Maar voor het Gentse Hof is het glashelder. Het Hof concludeert dat “het geheel van rechtshandelingen” moet dateren van na de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling.

In de ogen van de fiscus volstaat het dat de laatste stap van de constructie – de realisatie van de meerwaarde – valt na de formele inwerkingtreding.
De fiscus meende dan ook dat hij voor aanslagjaar 2013 (inkomsten van 2012) de meerwaarde mocht belasten als een verdoken bedrijfsleidersbezoldiging, omdat de apotheker de meerwaarde alleen had kunnen realiseren dankzij zijn positie als bedrijfsleider. Dat de operatie al voorbereid was in eerdere jaren, maakt volgens de fiscus niet uit.

Alle handelingen moeten van 2012 of later dateren

Maar daar is het Hof het niet mee eens. De eerste handelingen van de “constructie” waren al gezet vóór 2012 en daarom is de nieuwe algemene antimisbruikbepaling niet van toepassing. Volgens het Hof moeten alle handelingen dateren van 2012 of later om het nieuwe artikel 344, §1 te kunnen toepassen op een “geheel van verrichtingen”. Het Hof voegt er zelfs aan toe dat we geen rekening hoeven te houden met het (tegengestelde) standpunt van de minister van Financiën, omdat de wet duidelijk genoeg is.

De rechtszekerheid is zeker gediend met een dergelijke interpretatie. Maar het blijft afwachten of andere hoven van beroep het ook zo zullen zien. Bovendien spreekt het Hof zich niet ten gronde uit. Op de vraag of de betrokken constructie al dan niet fiscaal misbruik uitmaakt, hebben we dus nog geen definitief antwoord. Wordt vervolgd…

Bron: arrest van het Hof van Beroep van Gent van 3 december 2019