Interestvoeten inzake BTW gaan (iets) omlaag
Eind vorig jaar is de fiscale procedure grondig hervormd. De opvallendste wijzigingen betreffen de aanslag- en onderzoekstermijnen. Die worden in enkele gevallen verlengd en er komen bovendien nieuwe bijzondere termijnen voor ”complexe aangiften” en internationale situaties (Wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, verschenen in het Staatsblad van 30 november 2022).
8% i.p.v. 9,6%
Maar diezelfde wet bevat ook een hoofdstuk over de “harmonisatie” van de fiscale interestvoeten. Harmonisatie is in deze context een relatief begrip, want de voornaamste anomalie blijft bestaan: het grote verschil tussen directe belastingen en BTW.
Het verschil wordt wel iets kleiner, want de nalatigheidsinteresten inzake BTW worden verlaagd van 9,6% (op jaarbasis) tot 8%. Dat is al realistischer dan voorheen, maar nog steeds het dubbele van het renteniveau dat inzake inkomstenbelastingen toegepast wordt.
Bovendien geniet de fiscus een gunstiger tarief dan de belastingplichtige. Nalatigheidsinterest is wat de belastingplichtige aangerekend krijgt als hij iets moet (terug)betalen aan de fiscus. In de omgekeerde richting spreken we van moratoriuminterest (dat begrip wordt nu geharmoniseerd over alle belastingen). Inzake BTW bedraagt het tarief van de moratoriuminterest 6%. Dat is wat de fiscus verschuldigd is als hij iets (terug)betaalt aan de belastingplichtige. Die rentevoet ligt dus 2% lager dan de nalatigheidsinterest.
Inzake inkomstenbelastingen bedraagt de rentevoet voor moratoriuminteresten 2%, en 4% voor nalatigheidsinteresten. Daar verandert niets aan. Voorlopig toch, want het is de bedoeling dat al die rentevoeten vanaf 2024 jaarlijks geactualiseerd worden.
De nieuwe rentevoeten zijn van toepassing vanaf 1 januari 2023.