Een voorbereid koper is er twee waard

Onderzoeksplicht
30/06/25

In haar vonnis van 19 december 2022 diende de Ondernemingsrechtbank van Antwerpen, Afdeling Antwerpen zich te buigen over een discussie tussen koper en verkoper van aandelen waarbij na de transactie enkele verrassingen opdoken en op grond hiervan de koper een nietigverklaring van de koopovereenkomst en een schadevergoeding nastreefde.

De Rechtbank diende de aanspraken van de koper te onderzoeken, rekening houdend met (i) de tekst van de overeenkomst tot overdracht van aandelen zelf, (ii) de informatieplicht van de verkoper en (iii) de onderzoeksplicht van de koper. Deze laatste twee aspecten werden tevens belicht vanuit het perspectief van het wilsgebrek bedrog en de toepassingsvoorwaarden hiervan werden geanalyseerd aan de hand van de concrete “due diligence”, begeleid door een ervaren adviseur en de schriftelijke communicatie tussen koper en verkoper.

In het uitgebreide vonnis is de Ondernemingsrechtbank op de drie aspecten grondig ingegaan en kwam tot volgend besluit.

Indien bepaalde informatie door de verkoper niet werd meegedeeld, dient onderzocht te worden of sprake kan zijn van bedrog. Het verzwijgen of achterhouden van informatie bij het sluiten van een overeenkomst kan (in bepaalde omstandigheden) bedrog uitmaken. De kunstgrepen en listen (materieel element van bedrog) kunnen inderdaad gevormd worden door een opzettelijk/bedrieglijk stilzwijgen. De verzwegen informatie moet daarbij van die aard zijn en dermate doorslaggevend zijn dat de bedrogen partij het contract niet gesloten zou hebben als die ervan op de hoogte was geweest (of de overeenkomst minstens onder minder bezwarende voorwaarden zou hebben gesloten).

Van groot belang bij de beoordeling van de vraag of er van “bedrog” sprake kan zijn, is het concrete verloop van het boekenonderzoek ofwel de “due diligence”. Dit is namelijk een cruciaal onderdeel van de (precontractuele) onderhandelingsfase en vormt zowat de uiting van de onderzoeksplicht van de koper. Wanneer deze laatste de mogelijkheid heeft om een due diligence uit te voeren, dan weegt de op hem rustende onderzoeksplicht zwaarder door. Indien hij zelf kiest voor een beperkte “due diligence”, kan dit mee in rekening worden genomen. Echter doet dit geen afbreuk aan de informatieplicht van de verkoper. De Rechtbank heeft hierbij bijzondere aandacht voor de rol van de professionele adviseur die het boekenonderzoek en in casu in het bijzonder het financiële onderzoek heeft begeleid. Hierbij werd opgemerkt dat bepaalde aandachtspunten waar geen toelichting over werd verstrekt door de verkoper, ondanks de vragen die door de adviseur en de koper zijn gesteld, hadden moeten leiden tot een voorbehoud in het verslag van de adviseur en dienvolgens ook een bijzondere clausule in de tekst van de overnameovereenkomst. Dat dit in casu niet is gebeurd, werd ten laste gelegd van de koper en aanzien als een gebrek in zijn onderzoeksplicht. Ook de ervaring van de koper in de sector zag de Rechtbank als mee te nemen element bij de beoordeling.

Verder geldt gebruikelijk het principe dat bij schending van de verklaringen en waarborgen opgenomen in de overnameovereenkomst een recht op schadevergoeding ten gunste van de koper ontstaat. De exacte bewoording van de overeenkomst is echter doorslaggevend.

Uit deze beslissing blijkt dus dat zowel koper als verkoper hun huiswerk ter dege dienen te doen vooraleer hun handtekening te plaatsen. Hetzelfde geldt voor de professionele adviseurs die maar beter bij de les blijven en op tijd alarm slaan voor mogelijke knipperlichten.

(Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen 19 december 2002, TRV 2025, p. 132 e.v.)

Voor vragen of begeleiding bij een overname, kunt u steeds terecht bij Mr. Didier Van Laere (dvl@dvp-law.com).