Een belastingverhoging als nieuwe stok achter de deur bij een onjuiste negatieve BV-aangifte

rekenen
08/11/22

Sinds 23 oktober laatst, past de fiscus een belastingverhoging toe op elke onjuiste negatieve aangifte in de bedrijfsvoorheffing in het kader van de artikelen 275/1 tot 275/12 van het WIB92.

Voormelde artikelen laten een belastingplichtige toe om een gedeelte van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet te moeten betalen aan de fiscus of aan de schatkist, indien hij of zij voldoet aan de toepassingsvoorwaarden voorzien in dat artikel. Wellicht de bekendste BV-korting is deze voor ‘onderzoek en ontwikkeling’. Deze vrijstelling bracht in 2021 voor 3.113 ondernemingen, iets meer dan 1,144 miljard euro op. Een andere bekende vrijstelling betreft ‘ploegen- en nachtarbeid’. En deze vrijstelling liet in datzelfde jaar, 18.961 ondernemingen toe om samen 1,867 miljard euro aan bedrijfsvoorheffing te mogen inhouden. Dit alles op een totaal van 3,636 miljard!

In de praktijk betekent dit dat de schuldenaar eerst een aangifte indient waarop hij de belastbare inkomsten en de normaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing vermeldt. Vervolgens is hij gehouden om een tweede aangifte in te dienen die uitsluitend betrekking heeft op de bezoldigingen van de werknemers waarvoor een deel of het geheel van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort (zie art. 95/2 KB/WIB92 juncto Bijlage IIIbis KB/WIB92).

In deze tweede aangifte worden de belastbare inkomsten vermeld, naast een negatief bedrag aan verschuldigde bedrijfsvoorheffing.

Indien na belastingcontrole bleek dat in deze tweede aangifte in de bedrijfsvoorheffing een onjuist negatief bedrag aan bedrijfsvoorheffing werd vermeld, kon de administratie tot voor kort, niet de belastingverhoging van artikel 444 WIB 92 toepassen, omdat de oorzaak niet te herleiden viel naar een niet-aangifte of een laattijdige aangifte. Bovendien, in dergelijke aangiften, is de verhoging gebaseerd op de omvang van de niet-aangegeven inkomsten, terwijl een negatieve aangifte geen niet-aangegeven inkomsten betreft.

Nieuw wapen voor de fiscus

De ‘Wet van 28 maart 2022 houdende verlaging van lasten op arbeid’ (BS 31/03/2022) heeft specifiek rekening willen houden met deze hypothese middels een artikel 25 dat als volgt luidt:

“Bij een onjuiste aangifte die aanleiding geeft tot een in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 3, bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, worden de verschuldigde voorheffingen vermeerderd met een verhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 % tot 200 % van de onjuist aangegeven vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.”

Het voorgaande wordt als tweede lid ingevoegd in artikel 444, WIB 92, waarbij wordt gesteld dat de berekeningsbasis van de belastingverhoging, de onjuist aangegeven vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing betreft.

Dit laat de fiscus toe om belastingplichtigen die een onjuiste negatieve aangifte in de bedrijfsvoorheffing indienen, die aanleiding geeft tot vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, voortaan te sanctioneren.  

Het reeds bestaande tweede lid van artikel 444 WIB 92, dat nu het derde lid geworden is, voorziet dat de verhoging niet zal worden toegepast “bij ontstentenis van kwade trouw”. Deze bepaling is ook van toepassing op het nieuw ingevoegde tweede lid. Concreet houdt dit in dat de kwade trouw niet wordt vermoed bijv. wanneer de belastingplichtige spontaan overgaat tot een regularisatie van zijn situatie door middel van een correctie op de negatieve aangifte bedrijfsvoorheffing.

Het artikel 27, tweede lid van voormelde wet, schrijft dan voor dat voormeld artikel 25 in werking trad op 1 april 2022.

Het was even wachten op de Koning, maar op 13 oktober laatst verscheen in het Belgisch Staatsblad dan toch het “Koninklijk Besluit tot wijziging van de artikelen 225, 228, 229 en tot invoeging van een artikel 228/1 in het KB/WIB92”.

Artikel 3 van dat KB, voegt in het KB/WIB92 een nieuw artikel 228/1 in dat luidt als volgt:

“In afwijking van artikel 228, de schaal van de belastingverhogingen in geval van een onjuiste aangifte die aanleiding heeft gegeven tot een in titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 4, onderafdeling 3 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt als volgt vastgesteld:

Tabel

Aard van de overtredingen

Verhogingen

A. Overtreding te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingschuldige:

Nihil

B. Overtreding zonder het opzet de belasting te ontduiken:

 

- 1e overtreding

10 %

- 2e overtreding:

20 %

- 3e overtreding:

30 %

Vanaf de 4e overtreding worden de overtredingen van deze aard bij C ingedeeld en als zodanig bestraft.

 

C. Overtreding met het opzet de belasting te ontduiken:

 

- 1e overtreding:

50 %

- 2e en 3e overtreding:

75 %

- 4e en 5e overtreding:

100 %

- 6e en 7e overtreding:

150 %

- 8e overtreding en volgende overtredingen:

200 %

D. Overtreding gepaard gaande met valsheid of gebruik van valse stukken of met een omkoping of een poging tot omkopen van ambtenaren: in alle gevallen:

200 %

 

Voor de vaststelling van het toe te passen percent van de belastingverhogingen worden de vorige overtredingen die bedoeld zijn in B en C niet in aanmerking genomen wanneer geen enkele overtreding inzake aangifte en betaling van de bedrijfsvoorheffing, afzonderlijk beschouwd, is bestraft voor 4 opeenvolgende maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse vervaldagen.”

Voormeld artikel 228/1 trad in werking op de 10de dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad, te weten op 23 oktober laatst.

Conclusie

Elke belastingplichtige die een BV-korting wenst te realiseren, zal zich voortaan toch maar beter goed laten adviseren. Een ietwat achteloos aangevraagde BV-korting middels een negatieve aangifte, loopt sinds 23 oktober laatst, het risico op een belastingverhoging.

Ondergetekende stelt zich dan ook de vraag of niet beter zou geopteerd worden voor het indienen van een vordering tot terugbetaling van ten onrechte betaalde bedrijfsvoorheffing (art. 366 juncto 368/1 WIB92). Al doende vermijdt de belastingplichtige het risico op een belastingverhoging in acht genomen de complexiteit en onduidelijkheid van de wetgeving inzake, en de onverbiddelijkheid waarmee de fiscus controles voert.  

Toegegeven, een vordering tot terugbetaling via bezwaar kost meer tijd en dus meer geld, maar een controle na het hebben ingediend van een negatieve aangifte, zal de belastingplichtige ook geld kosten. En, mogelijks draait die controle zelf ook weer uit op een bezwaar...

Een tax-incentive moet je sinds 23 oktober 2022 meer verdienen dan ooit!

 

Auteur: Jan De Greef, advocaat balie Antwerpen